[Cooman, Jan Jansz.]
COOMAN (Jan Jansz.), geb, te Delft, data van geb. en overl. onbekend, zijn vader heette Jan Cooman, zijn moeder Barbara.
Hij woonde te Delft in ‘de Wolzak’, en was de Hervorming zeer toegedaan. Tijdens de troebelen in de stad was hij in het Minderbroedersklooster gebroken. Later stelde hij een verzoekschrift op, dat van wege de Hervormden aan de magistraat van Delft werd aangeboden, en waarin men vroeg de Minderbroederskerk voor hun predikatiën te mogen gebruiken. Zijn moeder werd gedurende die onlusten in de stad gevangen gezet, en later op last van Alva gehangen. Jan Cooman, evenals zijn broer Cornelis, een messenmaker, vluchtte bij de komst der Spanjaarden. Hij werd op 20 Mei 1568 verbannen, welk vonnis 25 Mei 1568 werd uitgesproken. In Juni 1570 vinden wij hem terug bij de Watergeuzen, waar hij diende op het schip van Jan van Troyen, en op diens schip aanwezig was, toen deze op 15 Juni 1570 den Spanjaarden bij het Vlie in handen viel. Later is de naam van Jan Jansz. Cooman niet meer gehoord.
In het Geuzenliedboek komt een krachtig lied voor over den aanvang van Alva's heerschappij, waarvan als dichter genoemd wordt ‘Jan Cooman van Delft’.
Zie over hem: van Vloten, Nederl. Volksopst. I (1858), 298 vlg.; Marcus, Sententiën 56, 126; Nieuw Geuzenliedboek, uitg. d.H.J. van Lummel, no. XXIV.
Vogels