[Campen, Pieter van]
CAMPEN (Pieter van), in de doopboeken te Leiden evenals zijn vader en broers ingeschreven als van Kampen, geb. te Leiden 11 Oct. 1750, overl. te Spaarndam 7 Febr. 1820, zoon van Hendrik van Campen (geb. 15 Nov. 1714 te Leiden, overl. aldaar 21 Juli 1791) en Catharina van Bredaa (overl. te Leiden 26 Mei 1791) was geadmitteerd landmeter, wijnroeier, leermeester in de wis-, bouw-, werktuig-, aardrijks-, zeevaart- en sterrekunde en boekhouder eerst te Leiden en later te Rotterdam. Hij behoorde tot de oprichters van het thans nog te Leiden bestaande Genootschap ‘Mathesis Scientiarum Genetrix’ en was daarin van de oprichting af, 17 Sept. 1785, tot 30 April 1794 zeer werkzaam als lid en voorzitter. Wegens hevige geschillen met het bestuur bedankte hij, evenals zijn broer Jacob, 30 April 1794 voor de bestiering en het geven van onderwijs. De oprichting in Augustus 1794 van een 2de vijandig Genootschap: ‘De Wiskunde is de Moeder der Wetenschappen’ was het gevolg hiervan. Van dit Genootschap, dat een kwijnend bestaan voerde, in 1800 wederom werd opgeheven en samensmolt met ‘Mathesis Scient. Genetrix’, was hij ook voorzitter. In 1809 verliet hij Leiden met een zijner dochters en vestigde zich te Rotterdam. Hij schreef verschillende, waaronder niet onverdienstelijke, werken op het gebied der wissterrekunde en aanverwante wetenschappen en legde zich ook toe op de dichtkunst. Zijn dichtwerken zijn echter zonder waarde.
Behalve verschillende verhandelingen voorkomende in Mengelwerk van het Genootschap der beschouwende en werkdadige wiskunde, onder de zinspreuk: Mathesis Scientiarum Genetrix (1786-1792) verscheen van hem: Dichtmaatige redevoering over de oudheid en den voortgang der wiskunde (Leyden 1777); Beschouwing van de schepping der wereld, in dichtmaat (Leyden 1778); Grondbeginselen der bouwkundige reekenkunde (Leyden 1780; Id., omgewerkte en verm. uitg. door M.I.S. Bevel en P.E. Rijk, Leyden 1826; Id., Aanmerkelijk verkort, omgewerkt ... door M. Henriquez Pimentel, Zalt-Bommel 1857; Id., Opnieuw bewerkt door denzelfden, Groningen 1873); By de eerste trekking der manhafte schutteren v.h. Groene Vaendel, onder J.H. Prins van Lockhorst XVII Oct. 1787; Grondbeginselen der algebra of stelkunst (Leyden 1794; Id., 2e verb. dr., Leyden 1808; Id., 3e dr., Leyden 1819; Id., geheel omgew. dr., Leiden 1842); Heilbede van Leidens Luthersche weezen, bij den aanvang van 1794; Redenen welken Pieter van Campen en Jacob van Campen bewoogen hebben, om zich op den 30 April 1794, van het aandeel welke zij hadden aan de bestiering en het geeven van lessen in het Genootsch. M.S.G., te onttrekken (Leyden 1794); Heilwensch van Leidens Luthersche weezen, bij den aanvang v. 1795; Heijlwensch aan Leidens burgerij, door de Luthersche weezen, 1796; Gronden der werktuigkunde (Leyden 1803); Handleiding tot de kennis der aardrijks- en sterrekunde (Leyden 1803-05, 2 dln.); Gronden der trigonometrische doorzigtkunde (Leyden 1810;
Id., 2de uitg. Amsterdam 1831); Plan om door middel van verscheidene watermolens, dezelven, door hun eigen water, in beweging te houden (Rotterdam 1816); Tafels van herleiding van Oude Nederl. tengtemaat en vierkante maat in