[Campen, Joannes van]
CAMPEN (Joannes van), ook Campensis, de Campo of wel Transisalanus genoemd naar zijne geboortestad Kampen in Overijssel, overleed te Freiburg i. Breisgau, 7 Sept. 1538, in den bloei zijner jaren.
Waarschijnlijk was aan de scholen te Deventer zijn lust voor de oude letteren, vooral voor het Hebreeuwsch, opgewekt. 27 Febr. 1522 werd hij aangenomen in den raad der universiteit van Leuven. Hij was professor Shirwodus opgevolgd in het college Busleiden, die aldaar slechts een maand, Dec. 1519, de lessen in het Hebreeuwsch had gegeven. Erasmus was vol lof en vol hoop over den nieuwen professor, die, naar hij meende, het college, dat hem zoo na aan het hart lag, zou doen bloeien. Na negen jaar zijne lessen te hebben gegeven, ondernam Joannes de Campo eene reis naar Duitschland om eene betere methode van het Hebreeuwsch en nauwkeuriger grondregels, aldaar in gebruik, te leeren kennen. Als vrucht van zijne studie verscheen Juni 1528 zijne Grammatica hebraica te Leuven bij Theod. Martinus, later meermalen herdrukt te Parijs 1535, 39, 44 en 53. Zijn Interpretatio Psalmorum et Paraphrasis Ecclesiastae maakten buitengewoon veel opgang en beleefden talrijke herdrukken. Vertalingen ervan verschenen in het Duitsch, Fransch, Vlaamsch en Engelsch. Zij vond ook veel tegenspraak en argwaan, zoodat Maria, de landvoogdes der Nederlanden, het oordeel inwon der theologische faculteit van Leuven, hetgeen een afkeurende uitspraak ten gevolge had, Oct. 1533 (zie hierover Paquot 231-232 en de Jongh 261). De aartsbisschop van Palermo, Joh. de Carondelet, had alles gedaan, wat hij kon om de eerste latijnsche uitgave (Nueremberg 1529) te beletten. Voor de geschiedenis van de uitgave dezer werken zie men vooral F. de Neve, die ze breedvoerig bespreekt, maar ook Paquot, die ze nauwkeuriger opgeeft en de eerste schrijver is, die J. Campensis in het bijzonder behandelt. Joh. Campensis bezocht Duitschland, Polen en Italië en werd overal hoog geëerd om zijne wetenschap. Hij zocht steeds in aanraking te komen met bekwame rabbijnen en geleerden in de
hebreeuwsche taal. Te Venetië trad hij twee jaar op als leeraar. In Rome werd hij met groote gunst door den Paus ontvangen en met kerkelijke titels en beneficies begiftigd. Met al de kennis, waarmede hij verrijkt was, besloot hij terug te keeren naar zijn land. In Freiburg werd hij door de pest, die aldaar woedde, aangetast en uit het leven gerukt. Alardus van Amsterdam dichtte op zijn vriend een latijnsch grafschrift. Men onderscheide hem van Joh. Wieringen, meestal eveneens Joh. Campensis genoemd naar zijn geboorteplaats Kampen en professor te Leuven, behandeld in dl. V, kol. 1121.
Zie: Paquot, Mém. Litteraire XI, 225-235; F. Neve, Mémoires sur le coltège des Troislangues (Brux. 1856), 235-244; dezelfde
in Annuaire de l'université de Louvain, 1845,