[Calten, Jan Willem]
CALTEN (Jan Willem), geb. te Medemblik 14 Jan. 1836, overl. te Nijmegen 16 Apr. 1908, was de zoon van J.N. Calten, officier der artillerie en leeraar aan het instituut der marine te Medemblik, en J. Veenboer.
Hij werd in 1850 adelborst der marine, maar werd het volgende jaar bestemd voor den scheepsbouw en 9 Aug. 1854 met ingang van 1 Sept. d.a.v. benoemd tot aspirant-ingenieur der marine. Als zoodanig werd hij te Willemsoord geplaatst. Bij besluit van 1 Sept. 1858 werd hij met ingang van denzelfden dag benoemd tot ingenieur 2e klasse, bij dat van 9 Febr. 1865 werd hij met 1 Apr. d.a.v. bevorderd tot ingenieur 1e klasse. Hij werd 1 Oct. 1862 naar Vlissingen, 15 Mei 1865 tijdelijk naar Amsterdam, 1 Febr. 1867 weder naar Vlissingen, 16 Sept. 1868 opnieuw naar Amsterdam en 1 Nov. 1873 naar Hellevoetsluis overgeplaatst. In laatstgenoemde standplaats trad hij op als waarnemend hoofd van scheepsbouw aan de Rijkswerf. Tegelijk met deze betrekking werd hem het onderwijs in de scheepsbouwkunde aan de polytechnische school te Delft opgedragen. Bij besluit van 20 Oct. 1874 werd hij met ingang van 1 Nov. d.a.v. titulair, bij dat van 22 Juni 1875 met 1 Juli d.a.v. effectief hoofdingenieur. De beide bovengenoemde betrekkingen werden hem nu definitief opgedragen, maar bij besluit van 2 Aug. 1879 werd hij van het geven van onderwijs te Delft ontheven.
In 1886 maakte hij eene dienstreis naar het Zuiden van Frankrijk en naar Italië. O.a. bezocht hij de maritieme inrichtingen te Toulon, Spezzia en elders. Het rapport over deze reis werd in 1887 aan den minister ingediend. In 1892 werd hij lid eener internationale commissie voor de scheepsmeting. Hij had de voldoening, dat de nederlandsche voorstellen tot regeling dezer zaak door andere natiën werden overgenomen. Met ingang van 1 Mei 1896 werd hij hoofd van het vak van scheepsbouw te Amsterdam.
Onder zijne leiding werden op stapel gezet en gebouwd het pantserschip Koningin Wilhelmina der Nederlanden, het pantserschip Reinier Claassen, het instructieschip Bellona en het politievaartuig Zeehond, die alle in de practijk goed hebben voldaan.
Bij besluit van 21 Juni 1899 werd hem met ingang van 1 Sept. d.a.v. op zijn verzoek eervol ontslag uit den Rijksdienst verleend.
Hij huwde in 1865 A.F. Wibaut (geb. 15 Oct. 1846, overl. 26 Mei 1920), bij wie hij een zoon had, J. Calten, ingenieur, en eene dochter, gehuwd met W. Houwing, burgemeester van den Helder.
Ramaer