raad en huiszittenmeester der stad. In 1564 werd hij met Jacob Banninck ‘ten bevele van de burgemeesteren in Majo lestleden gedaen gezonden tot Emden, omme aldaer te vernemen nae de trafijck ende handelingen van de Engelschen onlancx aldaer gecomen’. In 1566 vaardigde het Wethouderschap hem af naar het Minderbroederklooster, om de monniken tegen het gepeupel te verdedigen; hij kwam te laat; het klooster was reeds geplunderd. In hetzelfde jaar werd hij door de landvoogdes Margaretha van Parma naar aanleiding van een verzoekschrift ‘der Onroomschen en anderen, die klaagen over de te groote namaagschap onder de Regenten’ tot burgemeester benoemd. Bij de alteratie werd Brouwer in 1578 met de R.K. geestelijkheid en magistraat uit de stad gebannen ‘ter oorzake van den katholieken godsdienst’. Met zijn vrouw, Cornelia Wessels (met wie hij in 1532 gehuwd was) en zijn kinderen, trok de bijna zeventigjarige naar Calcar, waar hij 14 April 1592 overleed. Cornelis Brouwer's zuster, Lysbeth, huwde met Sybrant Occo, zoon van den rijken bankier Pompejus Occo.
Zie: Amsterd. Jaarboekje 1890, p. 139 sqq. en Archief Kasteel Surenburg.
Kleyntjens