[Boreel, Johan]
BOREEL (Johan), geb. te Middelburg 22 April 1577, overl. 15 Nov. 1629, tweede zoon van Jacob en Maria Passchier. Hij was, behalve invloedrijk staatsman, een zeer geleerd man, vooral in de oostersche talen, pensionaris van Middelburg in 1613-19, secretaris van de Staten van Zeeland (14 Sept. 1615), en raadpensionaris (28 Oct. 1625). Meermalen als staatsch gezant optredend aan het Hof van Jacobus I in Engeland, werd hij door dezen op 20 April 1622 in den adelstand verheven. Veel reizend in Engeland, Frankrijk, Italië, Roemenië, Syrië en Palestina, bracht hij in ons land waardevolle, vooral oostersche boeken en handschriften, die hij schonk aan den hoogleeraar Thomas Erpenius. Hij was bevriend met Hugo de Groot, die hem in zijn Poëmata roemt en een bruiloftsgedicht op zijn huwelijk dichtte. Hij liet een groote bibliotheek, vooral van oostersche boeken en mss. na, benevens een belangrijk medailleskabinet, dat na zijn dood te Middelburg verkocht werd. Hij liet uit zijn huwelijk met Agnes Heyman vijf zoons na: Theodoor, baljuw van Middelburg; Jacob burgemeester aldaar; Johan, heer van Westhoven, bekend staatsman en diplomaat; Willem, bekend diplomaat; Pieter, schepen van Veere; benevens vier dochters.
Hij schreef: Commentarius in Danielem, primum anglice scriptus ad Hughone Broughthons, nunc Latinitata donatus (Mittelb. 1599); aan hem wordt toegeschreven: Commentarius in Danielem, cum accessione Graecorum patrum, qui nunc primum in lucem veniant ex ms. (Basil. 1600).
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (1907), 500.
Knipscheer