[Boerman, Elbertus Abraham]
BOERMAN (Elbertus Abraham), geb. te Amsterdam(?) 1781 of 1782, overl. te Gorinchem 31 Mei 1849; zoon van N. Boerman, boekhouder, en van Elsabina Ledeboer.
Hij studeerde in 1799 en 1800 te Amsterdam in de theologie en werd 9 Juni 1801 proponent onder de Cl. van Zwolle. Predt. te Kuinre 3 Sept. 1803, te Meedhuizen 9 Juni 1805. Hier werd hij, ten gevolge van een borstaandoening, emeritus 16 Oct. 1808. Na herstel van gezondheid zich weer beschikbaar stellende, werd hij in 1810 adjunct-predt. te Scheveningen; daarna predt. te Terheide Z.H. 11 Jan. 1818, Zevenhoven 5 Sept. 1819. Terheide 2e keer 3 Sept. 1820, Doeveren en Genderen 10 Sept. 1826, Hoornaar 6 April 1828. Hij herdacht 21 Sept. 1828 zijn 25 j. dienst en werd wegens toenemende lichaamszwakte 1 Juli 1836 emeritus. Als emeritus woonde hij geruimen tijd te Schelluinen, doch overleed aan een borstkwaal te Gorinchem, in den ouderdom van 67 jaar, kinderen nalatende. Hij huwde te Zwolle 4 Sept. 1803 met Johanna Tieneken (s), geb. te Kuinre in 1783, overleden te Zevenhoven 17 Dec. 1819, oud 36 jaar, dochter van Ds. Wernerus T. en van diens eerste vr. Esther Bulthuis.
Behalve verscheidene gedichten en kleinere stukken (opgegeven in onderstaand tijdschrift) was Boerman de schrijver van: Winterlectuur ter bevordering van kennis en godsvrucht (1842); De leiding Gods met den zondaar tot zaligheid, volgens den