St. Nicolaas in Vlaanderen. Ook hier bleef hij niet lang, maar begon in hetzelfde jaar een langdurige omzwerving door Duitschland. Hij was een tijd lang te Weenen en bezocht zelfs Hongarije. In 1578 was hij opnieuw te Weenen; vandaar ging hij naar Brünn, waar hij in 1580 in de Jezuïetenorde schijnt te zijn getreden, en bezocht daarna Praag, München, Milaan en de abdij Kaisersheim in Zwaben. In 1583 is hij naar zijn vaderland teruggekeerd; hij bezocht zijn moeder te Gouda en liet zich den 16. Aug. 1683 als student in de letteren te Leiden inschrijven. In Leiden genoot hij vooral het onderwijs van Lipsius. Maar ook hier bleef hij niet lang. In 1585 vertrok hij naar Varik, waar René van der Burch, de heer van het dorp, hem tot pastoor benoemde. Maar hij werd vandaar verdreven en vluchtte naar Gouda. In 1586 was hij in den Haag, waar hij zijn oud geloof verliet en zich in de gereformeerde kerk liet opnemen. Hij, de gewezen priester, ging nu in 1589 zelfs een huwelijk aan met de dochter van Johannes Wijkersloot, rector der latijnsche school te Woerden. Daardoor kwam tevens een zeer gewenschte verbetering in zijn financieele omstandigheden; hij werd zelfs een gegoed man en vestigde zich nu blijvend te Leiden, waar hij tot zijn dood heeft gewoond. Hij heeft zich daar gewijd aan historische en andere studiën; hij werd daarvoor door de Staten van Holland en door die van Zeeland met een jaarwedde ondersteund. Door den invloed van Oldenbarnevelt werd hij zelfs in 1591 benoemd tot historieschrijver van Holland, waarvoor hij zeker niet de bekwaamheid bezat. Geen wonder, dat Dousa en Baudius, die hem in geleerdheid en verstand verre overtroffen, hem voortdurend aanvielen en zijn werken met felle kritiek bestreden.
Bockenberg heeft allerlei in druk uitgegeven, zoo Catalogus, genealogia et brevis historia regulorum Hollandiae, Zelandiae et Frisiae .... (Leiden 1584, 12o); Catalogus et brevis historia pontificum Ultrajectensium. Item catalogus et brevis historia antistitum Egmundanorum (Leid. 1586, 12o); Historia et genealogia Brederodiorum, illustrissimae gentis Hollandiae (Leiden 1587, 12o); Egmundanorum, potentissimae Hollandiae gentis historia et genealogia (Leiden 1589, 12o); Prisci Bataviae et Frisiae reges. Item Lugduni Batavorum et Wassenarae heroum, vetustissimarum Hollandiae gentium, historia et genealogia (Leiden 1589, 12o). Deze vijf werkjes, die van weinig belang zijn, zijn vervolgens door Bockenberg samengevoegd onder den titel Historiae Batavorum hactenus editae. (Leiden z.j. 12o). Verder heeft hij niets in druk uitgegeven dan twee felle polemieken met Dousa: Ad nonnullas Jani Dousae aspera scripta responsio illustribus Hollandiae et Westfrisiae ordinibus reddita (Delft 1601, 12o) en Pro annalibus suis et priscis patriae chronicae conservandis contra Jani Dousae nefarias calumnias (Delft 1603, 8o). Bockenberg en Dousa waren namelijk beide bezig aan een geheel nieuwe bewerking van de geschiedenis van Holland; Dousa was natuurlijk veel geleerder en kritischer dan Bockenberg en deze zal dat natuurlijk hebben gevoeld en moeilijk hebben verdragen. Van Dousa's kant kwam daarbij verbittering over de ook zeer aanvechtbare benoeming van Bockenberg tot historieschrijver van Holland. Misschien is het ook wel aan Dousa's invloed toe te schrijven, dat Bockenberg's hoofdwerk, de Annales Hollandiae et Zeelandiae nimmer zijn gedrukt. Drie stukken daarvan bood
hij aan de Staten van Holland aan; maar dit college schonk hem wel een gratificatie van ƒ 200 en verhoogde zijn toelage van ƒ 100 tot ƒ 300, maar verschafte geen fondsen voor den