[Bastert, Jacob Nicolaas]
BASTERT (Jacob Nicolaas), geb. te Breukelen 4 Nov. 1826, overl. op huize ‘Cromwyck’ onder Maarsseveen 29 Oct. 1902, begr. te Utrecht; zoon van Nicolaas, garde d'honneur van keizer Napoleon I, en van Christina Elisabeth Jut.
Op zijn zesde jaar ging hij met zijn ouders te Maarsseveen wonen. Hij werd op zijn zeventiende werkzaam gesteld in het beheer en de administratie van een steenfabriek, waarvan hij kort voor zijn dood nog eigenaar was. Hij was ook geassociëerd in de te Amsterdam gevestigde handelsfirma Brans & Co.
In 1851 tot lid van den raad van Maarsseveen gekozen, werd hij al spoedig daarna wethouder dier gemeente; in 1853 gekozen tot lid der Prov. Staten, als vertegenwoordiger van het kiesdistrict Breukelen. Het kiesdistrict Utrecht vaardigde hem in 1875 af naar de Tweede Kamer der S.G. waar hij 10 jaar zitting had en in 1884 vervangen werd door J.E.N. baron Schimmelpenninck van der Oye, den lateren voorzitter der Eerste Kamer.
In Juli 1887 maakte Bastert, als minister van waterstaat, handel en nijverheid, deel uit van het laatste ministerie Heemskerk en trad af, toen het ministerie in April 1888 collectief ontslag nam. Bij de ontbinding der Tweede Kamer door het ministerie Tak, in 1894, werd Bastert opnieuw door Utrecht tot kamerlid gekozen en zag zijn mandaat in 1897 vernieuwd. Bij de verkiezingen van 1901 niet herkozen, werd hij na zijn aftreden benoemd tot lid van Gedeputeerde Staten van Utrecht. Hij bekleedde dit ambt slechts één jaar daar hij in het volgend jaar overleed. Bastert behoorde tot de conservatieve partij.
Hij huwde te Maarsen 15 Aug. 1851 met Maria Sophia Frederika Koorders (1826-1908), dochter van Ds. Sijvert Hendrik en van Johanna Jacoba Broedelet. Uit dit huwelijk sproten 10 kinderen.