[Bastert, Cornelis Nicolaas]
BASTERT (Cornelis Nicolaas), geb. te Amsterdam 25 Aug. 1786, aldaar overl. 19 Juni 1806; zoon van Huybert B. (kerkmeester der nederl. en engelsche kerk en één der 5 kolonels der amsterdamsche schutterij over de 60 vaandels burgers op 19 Febr. 1795) en van Maria Eva Toll.
Onder voorlichting van Mr. Johan Kinker en Pieter Johannes Uylenbroek ontwikkelde zich zijn natuurlijke aanleg voor de dichtkunst op zulk een gelukkige wijze, dat de amsterdamsche afdeeling der Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde hem in 1806 tot haar medelid aannam. Bij zijn intrede droeg hij zijn dichtstuk Kunst en Vriendschap, de waardige Genoegens voor den Redelijken Mensch (uitg. te Amst. 1806) tot groot genoegen der aanwezigen voor. In Uylenbroek's Kleine Dichterlijke Handschriften zijn een negental dichtstukjes van zijn hand geplaatst, terwijl nog in zijn sterfjaar te Amst. in net licht verscheen: Aan Cornelis Loots op zijn Lierzang ‘De voortreffelijkheid van den mensch in de beoefening der Schoone Kunsten’. Witsen Geysbeek roemt Bastert als een jongeling ‘van edel dichterlijk gevoel, verheven aanleg en zuiveren smaak voor het schoone en goede’.
Zie: Witsen Geysbeek, Woordenb. der Nederd. Dichters; Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb. der Ned. Letterk.; Alg. Ned. Familieblad II, 206 (de familie).
Regt