[Batelier, Jacobus Johannes]
BATELIER (Jacobus Johannes) of Watelier, geb. 1593, overl. 21 of 28 Juni 1672; studeerde aan het waalsche college der theologie te Leiden, preekte in de eerste afzonderlijke vergadering der Waalsche Remonstranten te Amsterdam in Jan. 1617; gereformeerd predikant te Kralingen (1617), nam zijn ontslag in 1618, afgezet door de zuid-hollandsche synode in 1619 (art. 76) onder het voorgeven dat hij, onzuiver in de leer, schuld had bekend en zijne gemeente verlaten. Bovendien had hij, zeide men, het pamflet Weeghschael enz. (van Jac. Taurinus, zie Duker, Gisbertus Voetius I, 2003 en II 481) in het Fransch vertaald, wat echter vermoedelijk Sam. Naeranus had gedaan. Sedert 1621 woonde Batelier te Leiden, waar hij aan studenten onderwijs gaf. In deze jaren lieten hij en andere Remonstranten niets onbeproefd om de Rijnsburger Collegianten voor de remonstrantsche zaak te behouden. Zij volhardden in deze pogingen met het grootste geduld en de uiterste lankmoedigheid, maar tevergeefs (J.C. van Slee). In Aug. 1632 verklaarde Batelier zich bereid de Remonstrantsche Broederschap te dienen. Zijne preek, op 20 Aug. in de Kleine Kerk te Rotterdam gehoord, gaf ‘zonderling genoegen’. In 1633 werd hij remonstrantsch predikant te 's Gravenhage. Hij was hier zeer gezien; zijn traktement werd eenige malen verhoogd, ook omdat hij een groot gezin had. In 1666 werd hij, met behoud van traktement, wegens zwakheid ontslagen.
Batelier was in de Remonstrantsche Broederschap een man van beteekenis. Vele jaren was hij, tot 1661, ontvanger van ‘het Algemeen Comptoir’. Op 7 Juni 1641 is hij door de directeuren van de Broederschap verzocht voort te gaan in het stellen van zijne aanteekeningen op de nieuwe translatie van het O. en N. Testament; op 26 Aug. 1642 besloot de broederschap dit werk door Simon Episcopius te laten overzien. Wederom deed zij hem op 31 Maart 1644 ter hand stellen de aanteekeningen van van Engelen en Snecanus op den nieuwen Bijbel, en werd hij aangezocht om het N. Testament, door de Contra-Remonstranten vertaald, te revideeren; zijne aanteekeningen werden uitgegeven. In de vergadering van April 1646 nam hij aan, de ‘notulen’ op Oud en Nieuw Testament, gesteld door Engelbertus (van Engelen) en Snecanus, bijeen te brengen en te doen drukken.
Op 6 Jan. 1634 werd een twistgesprek gehouden te Berkel tusschen een priester en den zoeterwoudschen kuiper Leenaert Cornelissen. Batelier was daarbij tegenwoordig en onderteekende althans (met: ‘J.B.’) de voorrede van het verslag van dit gesprek, gedrukt onder den titel: Waerachlich verhael van een disputatie gehouden te Berckel den 6en Jan. 1634 .... beschreven door een dienaer der Gem. J.Chr. bij den Remonstr. (Rott. 1634). Vgl. A.C. Duker, a.w. I, 3463; van Doorninck, a.w. no. 4764.
Al spoedig nadat Gisbertus Voetius op 3 Sept. 1634 als hoogleeraar te Utrecht was opgetreden, schreef Batelier zijn: Examen accuratum disputationis primae et quasi inauguralis D. Gisberti Voetii quam proposuit in illustri gymnasio Ultrajectino, ad pastores tolius provinciae et quoscumque theologiae studiosos, quibus id utile et gratum futurum, si pietatem amant, dubitari non potest (1634), dat naamloos verscheen. Wtenbogaert en Episcopius prezen dit werk zeer. A.C. Duker bespreekt het uitvoerig en schildert den langdurigen en heftigen strijd, daaruit voortge-