[Ahuis, Griete van]
AHUIS (Griete van) of met prothetische ‘n’ van Nahuis, geb. omstr. 1383 en overl. te Diepenveen 1 Oct. 1458, was een nicht van bisschop Floris van Wevelinkhoven en van de in het volgend artikel behandelde Jutte van Ahuis (‘hoers brueders dochter’). Met laatstgenoemde, die haar hartelijk liefhad, woonde zij sedert haar tweede of derde jaar in de abdij te Vreden. Na eerst langen tijd abdis te zijn geweest van Freckenhorst in Westphalen en daar een vorstelijken staat gevoerd te hebben, ging zij - om het eeuwige leven te beërven - in 1423, zonder dat iemand er van wist, naar Diepenveen. Hier werd zij ter wille van haar tante Jutte, jaren geleden al gestorven (in 1408), terstond met open armen ontvangen. Van 1443 tot haar dood heeft zij in het klooster de waardigheid van suppriorin bekleed.
Zie mijn uitgave van ‘Handschr. D’ (Gron. 1903-04), 28, 42, 62, 281-283; Arch, aartsbisd. Utrecht, XXXIII (1907), 329 (in J.C. van Slee, Het Necrologium en Cartularium .... te Diepenveen); W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), 90 aant. 2, 239, 264, 284, 287 aant. 1, 302. Vergel. aant. 1 op blz. 66 van aangeh. Archief XXXVI (1910).
Zie over de Benedictijner stichting Freckenhorst: Die Geschichtsquellen des Bisthums Münster III (Münst. 1856), 243, 297, 299, 313; IV (1881), 77, 156, 243 vlg.
Brinkerink