[Adela]
ADELA, geb. omstr. 950, gest. omstr. 1022, jongste dochter van graaf Wichman van Hamaland, in eerste huwelijk gehuwd met den saksischen graaf Imed, na diens dood lang weduwe, omstreeks 995 na losbandig gedrag gehuwd met graaf Balderik (zie dat art.) twistte voortdurend met hare oudere zuster Liutgardis, abdis van Elten, over het klooster en andere bezittingen. In 996 liet keizer Otto III te Nijmegen dienaangaande uitspraak doen en ontzegde Balderik en zijn vrouw alle rechten op het klooster. Na Otto's dood (1002) hernieuwden zij hunne aanspraken maar ook koning Hendrik II erkende ze niet. Nieuwe twisten ontstonden, waarbij Adela, die een begaafde, in borduurwerk ervaren, maar wreede, heerschzuchtige en twistzieke vrouw was en verdacht werd hare zuster en haren eigen zoon uit het eerste huwelijk, Diederik, graaf in de Veluwe, vergiftigd te hebben en daarom op aanklacht van haren tweeden zoon Meinwerk, bisschop van Paderborn, op een rijksdag te Dortmund in 1014 ter dood veroordeeld maar begenadigd werd, haren man voortdurend aanzette, vooral in den strijd met haar neef, den jongeren saksischen graaf Wichman, die bij het kasteel Uplade tusschen Nijmegen en Elten (begin Oct. 1016) op haar last vermoord werd. Hare verdediging van Uplade (1016) werd bewonderd. De woeste veete bracht jaren lang de geheele streek in onrust, totdat keizer Hendrik, Maart 1018, zelf naar Nijmegen gekomen, Balderik voor zich riep, zijn hoofdvesting Munna (Monterberg bij Calcar) liet verwoesten en hem uit zijn gebied verjoeg. Met zijn vrouw naar zijn beschermer, den aartsbisschop van Keulen, gevlucht, stierf Balderik 5 Juni 1021 te Heimbach. Zij zelve leefde nog eenigen tijd te Keulen van geestelijke prebenden en stierf er niet lang daarna. Bij de kerk van St. Peter begraven, werd haar lijk, zegt men, door een overstrooming in den Rijn geworpen en
nooit meer teruggevonden. Behalve genoemde zonen, liet zij twee dochters na: Adela, non te Elten, en Glismod, gehuwd met een beierschen groote, misschien nog Emma, ook uit het eerste huwelijk.
Zie de literatuur beneden bij Balderik.
Blok