name bij Candia en 16 Mei 1654 bij den Hellespont, waar hij heldhaftig streed en den turkschen admiraal doodde. Hij verkreeg hier zijn bijnaam ‘adelaar’ en werd met drie gouden ketens, vele eereprijzen, den titel van luitenant-admiraal-generaal, ridder van S. Marco en aanzienlijke geldsommen benevens een erfelijk pensioen beloond. Als ‘hopman’ Adelaar wordt hij in een lied van 1657 na de verovering van een rijkgeladen portugeesch schip bezongen. In 1663 naar Holland gekomen, misschien ter wille van zijn huwelijk met een hollandsche vrouw, nam hij een aanbod van koning Frederik III van Denemarken aan en werd deensch admiraal-generaal, als hoedanig hij de verachterde deensche vloot reorganiseerde. Hij kwam in 1664 als hollandsch schout-bij-nacht in staatschen dienst, diende op de vloot, weigerde vice-admiraal van Holland te worden (eind Jan. 1665) gelijk hij na den slag bij Lowestoft moet geweigerd hebben het opperbevel over de staatsche vloot te aanvaarden. Hij bleef ook deensch admiraal en voerde 1666 een achttal schepen met nederlandsche bemanning naar Denemarken. Aan het hoofd der deensche vloot kruiste hij Oct. 1675 in samenwerking met een staatsch eskader onder Binkes op de pommersche kust in de Oostzee. Ziek naar Denemarken teruggekeerd, overleed hij kort daarna.
Zie: Holberg, Dän. nam. Norweg. Staatsund Reichs-historie (duitsch 1731), 504; de Jonge, Geschiedenis Nederl. Zeewezen I, 688, II, 39, 61, 515, 521; Scheurleer, Onze mannen ter zee II, 6.
Blok