[Achter, Franciscus Adrianus van]
ACHTER (Franciscus Adrianus van), geb. te Gent 12 Juni 1721, begr. te Weesp 8 April 1789. Hij was oorspronkelijk ‘Roomsch priester, Augustijner monnik en prediker, mitsgaders leeraar in de redeneerkunde en welsprekenheid te Gent’, zooals hij zelf op de titels zijner werken aangeeft, verliet echter zijn beroep en zijn vaderstad en kwam naar Nederland, waar hij zich in de hervormde kerk deed opnemen. Zijn Geloofsbelijdenisse.... opentlijk gedaan in de Groote Kerk der stad Schiedam op de ondervraging van Gerardus Klein, leeraar der Gereformeerde gemeente aldaar, den 21en Augustus 1754 verscheen te Rotterdam in 1755 en werd beantwoord door den pastoor van St. Michiel te Gent in een uitvoerig geschrift: Dwalende rave buyten de arke van Noë afgebeeld in den persoon van F. van Achter, van Rooms priester en religieus geworden litmaet der gezegde Gereformeerde Gemeente tot Schiedam, Antwerpen 1757.
Intusschen had hij in Nederland een werkkring gevonden aan de latijnsche school te Weesp, waarvan hij den 5en Aug. 1755 het bestuur aanvaardde met een Oratio inauguralis .... de grati animi virtute, habita in templo Vespensi ..., Amstelaedami 1755, welke tegelijkertijd ook in het Nederlandsch verscheen onder den titel: Inwyings Redevoering over de dankbaarheid, door hem zelf vertaald. Hij is echter niet zijn geheel verder leven doorloopend te Weesp werkzaam geweest; den 6en Juli 1770 werd hij rector van het gymnasium te Oldenzaal en hield bij die gelegenheid een: Oratio de scholasticae institutionis utilitale et usu, hab. publ. Oldenzaaliae in templo, Amstelaedami s.a. Hoe lang hij te Oldenzaal gewerkt heeft is onbekend. In het ontvangboek van het begrafenisrecht te Weesp (Prov. Arch. Haarlem) wordt hij genoemd ‘rector der latijnsche schoolen dezer stad’ en gerekend tot de ‘hoogste classis’.
Vgl. over hem: Biogr. Nation. Belg. I, 14; van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, XII, 222, in voce Weesp.
Kossmann