[Zoutman, Johan Arnold]
ZOUTMAN (Johan Arnold), geb. 10 Mei 1724 op den huize Kantwijk gelegen nabij Reeuwijk onder Gouda, overl. 7 Mei 1793 te 's Gravenhage. Zijn vader, die dezelfde voornamen droeg, was doctor in de geneeskunde, de wijsbegeerte en de beide rechten en bekleedde de betrekking van pleitbezorger voor de Gerechtshoven van Holland en Zeeland. Zijn moeder Anna Margaretha van Petcum was de dochter van Harmen van Petcum, minister en geheimraad van den hertog van Sleeswijk-Holstein en resident van dien vorst bij de Vereenigde Nederlanden. Reeds vroeg, op twaalfjarigen leeftijd, trad Zoutman als adelborst in dienst bij de admiraliteit van Amsterdam. Vijl jaren later werd hij tot luitenant, vervolgens tot commandeur en in 1750 door prins Willem IV tot extraordinaris-kapitein bevorderd. 22 Juni 1779 werd hij door prins Willem V tot supernumerair schout-bij-nacht benoemd. Het was in deze laatste functie, dat Zoutman zich onderscheidde in den vermaarden slag bij Doggersbank, 5 Augustus 1781, het eenig treffen van beteekenis in den vierden Engelschen oorlog. Beide partijen schreven zich de overwinning toe. Zoutman, in het vaderland teruggekeerd, werd hier met veel eerbewijzen, waarbij Willem V zelf voorging, ontvangen. Een gouden eerepenning, een gouden degen, later zelfs een jaarlijksch inkomen van twee duizend vierhonderd gulden werd den held van Doggersbank vereerd. De algemeene geestdrift uitte zich in het dragen van zoutmanpenningen en in het dichten van hooggestemde verzen van dapperheid en vaderlandsliefde. Ook bracht men, onder den indruk van het wapenfeit, een aanzienlijk ‘vaderlandsch fonds tot aanmoediging van den zeedienst’ bijeen, waaruit na drie jaren de amsterdamsche Kweekschool voor de Zeevaart ontstond.
Zoutman steeg natuurlijk ook in rang en waardigheid. Hij werd benoemd tot vice-admiraal en in 1791 tot buitengewoon, twee jaren later tot gewoon luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. Hij was niet in de gelegenheid in den slechten staat onzer vloot veel verbetering te brengen. Aan zijn verheerlijking kwam echter geen eind. Des te gunstiger ten opzichte van zijn persoon stemt ons de roep van bescheidenheid, die van hem uitging.
Den 7den Mei 1793 overleden, werd hij 14 Mei d.a.v. bijgezet in den grafkelder, hem toekomende door zijn echtgenoote Adriana Johanna van Heusden te Geertruidenberg. Nog in 1846 werd hier van wege het Departement der Maatschappij tot Nut van het Algemeen een gedenkteeken voor hem opgericht.
Schilderij door P.F. de la Croix (bis), A. Chr. Hauck, C.v. Cuylenburgh, onbekende. Prenten door P.W.v. Megen, R. Vinkeles, W.v. Senus.
Zie: Blok, Gesch. v.h. Ned. Volk2, III 559; J.C. de Jonge, Ned. Zeewezen D.V bl. 137, 543, 604-662; Ber. van Zeevaartk. 1846, Vl, 601; Nav. 1905, bl. 648.
Huges