den en werd in 1735 med. doctor op een dissertatie De abortu, waarna hij zich te Middelburg vestigde. Grooten naam dankte hij vooral aan
zijn bijna steeds geslaagde blaas-operaties. Bijzondere studie maakte hij ook van scheepsziekten, zulks in verband met zijn taak chirurgijns te vormen voor de Oost- en Westindische Compagnie. Behalve verhandelingen in de werken der Holl. Mij. van Wetenschappen en in die van het Zeeuwsch Genootschap verschenen o.a. van zijn hand: Over het afbinden der navelstreng, Toevallen na een dollenhondsbeet, Over de voornaamste ziekten op de Oostindische schepen. Hij was gehuwd 1. met Berdina Tak (van Zieriksee) (2) met Cornelia Dobbelaer, wed. van Jacob van Hoorn (van (Vlissingen). (3b) Gerard de Wind, geb. 1730, overl. 1800 te Middelburg, promoveerde in 1752 te Leiden in de Medicijnen op een dissertatie De hydrocele’. In 1778 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de ontleed-, heel- en verloskunde aan het Athenaeum te Middelburg. Eenige zijner redevoeringen zijn gedrukt, o.a. de in 't Latijn gestelde: Over de roem der Zeeuwen in de Wetenschappen en Letteren. Verscheidene zijner verhandelingen vindt men in de werken van het Zeeuwsch Genootschap. (4) Samuel de Wind, zoon van 3a en Berdina Tak, geb. 1742, overl. 1803 te Middelburg, was dokter, 's landsen stadsoperateur, vroedmeester en gelijk zijn vader als gelukkig ‘steensnijder’ bekend. Verhandelingen over onderwerpen uit zijn praktijk zijn gedrukt in de werken van het Zeeuwsch Genootschap. Hij was gebuwd met Cornelia Dobbelaer. (5a) Paulus de Wind, zoon van 4, geb. 1767, overl. 1797 te Middelburg, promoveerde in 1790 op een belangrijk proefschrift Over de Galziekten en vestigde zich in zijn vaderstad, waar hij in 1792 benoemd werd tot lector in de chirurgie en anatomie aan de Illustre School. Bij zijn
vroegen dood is hij herdacht in een redevoering (in druk verschenen) door Dr. A. van Solingen. In 1791 was hij gehuwd met Elisabeth de Wind, dochter van 3b. Voor zijn zoon Samuel de Wind zie men deel IV, 1466. (5b) Boudewijn Dobbelaer de Wind, zoon van 4, geb. 1775, overl. 1818, werd in 1799 med. doctor te Middelburg. Hij was ook lector en werd later president der ‘Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt van Zeeland’, en van de stedelijke te Middelburg. Van zijn vele verhandelingen voor het Zeeuwsch Genootschap zijn er eenige gedrukt in de Werken. In 't bijzonder maakte hij zich verdienstelijk door zijn beschouwingen over den schijndood, die aanleiding werden tot de Nutsuitgave: Plichten omtrent stervenden en afgestorvenen. Hij was gehuwd met zijn zusters dochter Petronella Tak. (6) Samuel Dobbelaer de Wind, geb. 1817 als zoon van 5b, volgde tenslotte ook de familietraditie en promoveerde te Utrecht in 1841 op een proefschrift De ascite’. Ook hij vestigde zich te Middelburg, waar hij zich door praktijk en philanthropie zeer bemind maakte. Hij was lid van den geneeskundigen raad van Zeeland, van den gemeenteraad, curator van het gymnasium, en bevorderde wetenschappen en kunsten, in 't bijzonder het muziekleven in zijn stad. Zijn huwelijk bleef kinderloos, zoodat met hem het geslacht uitstierf (1889).
Prent van (2) Gerard door P. Tanje. Van (3a) Paulus schilderij door J.P. van Aerde. Prent van (4) Samuel door J.H. Hoffmeister. Van (5a) Paulus door R. Vinkeles en schilderij door P.M. Dambrun.
Zie: Nagtglas, Zeeuwen II, 947 v.v. en de