[Wilsenius, Abraham Pietersz.]
WILSENIUS (Abraham Pietersz.) of Wilsens, geb. te Vlissingen 1610, overl. te St. Anna eind 1660. Hij liet zich 18 Sept. 1630 te Leiden inschrijven (Album Stud. 229) en werd in 1639 predikant te St. Anna ter Muiden. Hij gaf lessen in het Grieksch en Latijn en heeft voorts ijverig gearbeid aan de stichting der nog bestaande kerk, waarvan 23 Mei 1653 zijne beide zonen den eersten steen konden leggen. Zij zou in den Spaanschen successie-oorlog door fransche troepen worden verbrand; alleen het onderste deel des torens bleef staan; daaraan heeft men toen een stuk aangebouwd voor de godsdienstoefening. In dat stadje van vier straatjes, omtrent dertig huizen en tachtig inwoners (nu 125), heeft Wilsenius gearbeid en de Algem. Staten ‘schijnen wel eens door subsidiën erkend te hebben, dat zij het waardeerden, dat een zoo bekwaam man in dat afgelegen grensdorp het protestantisme waardig vertegenwoordigde’. Aldus Nagtglas en hij voegt er bij, dat zij daardoor een beschamend voorbeeld gaven aan de hedendaagsche regeering, die een ‘nog zooveel verdienstelijker man als H.Q. Janssen (IV 810) op dit zelfde dorpje vergat’.
Wilsenius huwde met 1o. Anna Margaretha Beyens, overl. 1659, 2o. Mayken Maes, weduwe van Jacques Hallinck, overl. 1662. Hij had althans twee zonen, Pieter en Johannes.
Hij schreef enkele boekjes tegen de roomsche leer.
Zie: Nagtglas, Levensber. Zeeuwen II 966; Tegenwoordige Staat XII (Generaliteitslanden) 1740, 503 vlgg.
L. Knappert