eerste maal werd hij, 1794, gevangen naar Frankrijk gevoerd als gijzelaar voor de geëischte schatting van 10 millioen, waarvan zijn deel 10000 frc. bedroeg. Na 21 dagen keerde hij ziek weder. Wegens zijn verzet tegen de dwingelandij, werd hij door de Franschen gehaat en veroordeeld tot verbanning naar Cayenne, 15 Dec. 1797. 11 Jan. 1798 werd hij aangehouden door de gendarmen en naar Parijs gevoerd. Door tusschenkomst van invloedrijke personen werd zijn vonnis veranderd in verbanning over den Rijn. Hij vestigde zich te IJselstein, waar hij den dienst van kapelaan verrichtte, en overleed slechts 49 jaar oud aan een besmettelijke ziekte, tijdens het toedienen der sacramenten, in besmette huizen opgedaan. Te Antwerpen werd een plechtige uitvaart gehouden en eene lijkrede uitgesproken voor deken van Werbrouck, algemeen geëerd om zijn onbesproken levenswandel, zijne geleerdheid en de kloeke verdediging van zijne Kerk.
Zie: de Ram, Synopsis Actorum Eccl. Antverp. (Brux. 1856) 107, 117, 121, 128; Krüger, Gesch. Bisdom Breda II, 314; Analectes hist. eccl. Belg. XIX (1883) 360; V. Bavegem, Het martelaarsboek der Belg. Geestelijkheid III 85-88; Mertens en Torfs, Gesch. v. Anlw. VI, 291, 322, 467, 478, 563, 593; Lijkrede van Jos. Franc. Engelb. Werbrouck, Doctoor in de Godsgeleerdheid, Deken der Cathedraele kerke van Antwerpen en Schatmeester der Bestieringe van den Armen. Overleeden tot Ysselstein in Holland den 17den Nov. 1801. Uyt het Fransch in het Nederduytsch vertaelt door P.C. Raymaeckers (t'Antw. Bij A.A. Bruers) z.d. 29 blz; Vertoogschrift nopens de Verklaering, die van de Bedienaars der Godsdiensten worden afgeeyscht, voorgedraegen aan den Raed der Vijf-honderd, door den Deken en het Capittel Cathedrael van Antwerpen, Mei 1797; Collection des Représentations des Curés de Louvain Bruxelles et Anvers (Louv. 1797). Met brieven aan en van deken Werbrouck; P. Génard, Anvers a travers les âges (Brux. 1888) vnl. 242, 258; E. Poffé, Antwerpen in de 18e eeuw (Antw. 1897) 107-108, 116, 319; A. Thys, Histoire des rues et places publiques d' Anvers (Anv. 1873) 271; Précis historiques VI (1857) 62-67.
Fruytier