in en werkte met de Ommelanden samen in de keuze van den nieuwen luitenant der hoofdmannenkamer.
In deze zaak hadden de gilden eigenlijk alleen voor de Ommelanden gewerkt; voor zich zelf hadden zij niets bereikt. De ontevredenheid bleef dan ook en openbaarde zich verder in de volgende jaren. In dezen tijd vonden de gilden een aanvoerder in den burgemeester Schulenborgh, die was afgezet, omdat hij tegen den wil der stadsregeering in 1661 het vredesverdrag met Portugal had geteekend. Hij wist nu Warendorp en andere leiders der gilden te bewegen voor hem in de bres te springen. Tevens stelde hij de gilden het herstel van hun ouden invloed op de regeering in uitzicht; de zware belastingen zouden worden verlicht. Zoo wist Schulenborgh door Warendorp de gilden voor zich te winnen. In 1662 werd vermindering der belastingen geëischt en toegestaan. In Juni van dat jaar vroegen de bouwmeesters opnieuw verlaging der belastingen en zelfs afschaffing van de meest drukkende. Nog voordat daarover was beschikt, eischten de gilden den 4. Juli afschaffing van de misbruiken in de regeering en herstel van de oude macht der gilden. Toen de raad deze zaken op de lange baan trachtte te schuiven, ontstond een nieuw oproer, waardoor de regeering werd gedwongen aan alle eischen der gilden toe te geven. Intusschen waren Warendorp en de zijnen daarmede nog niet voldaan; zij wilden ook de verkregen resultaten tegen een mogelijke reactie beveiligen. Bij die pogingen begingen zij echter groote fouten, waardoor zij de geheele beweging in discrediet brachten. Zij benoemden geheel eigenmachtig nieuwe leden in de Gezworen Meente, het college, dat jaarlijks den nieuwen raad verkoos. Daardoor verloren zij veel van hun gezag in breede volkskringen, die bovendien werden bewerkt door handlangers der regeering. Warendorp riep daartegen de gilden op, die tegen den wil der regeering in algemeene
vergadering bijeenkwamen. Nu riep de regeering niet alleen het garnizoen, maar ook de burgervendels onder de wapenen; de laatsten beloofden grootendeels de orde te zullen handhaven tegen elke verstoring. Daarmede had de regeering - het was intusschen September geworden - de macht weer in handen; zij maakte daarvan gebruik door de Gezworen Meente weer op de gewone wijze aan te vullen. Zij vaardigde zelfs een amnestie uit, maar verzocht tegelijk den stadhouder Willem Frederik een sterk garnizoen in de stad te leggen. Deze kwam zelf 20 Nov. met zijn troepen in de stad. Schulenborgh vluchtte in vermomming naar Bremen. Warendorp was minder gelukkig; met andere hoofden der gilden werd hij den 17. December gegrepen. Den 15. Januari 1663 werd hij op de Groote Markt onthoofd; de anderen kregen gratie en werden ten eeuwigen dage verbannen. Den 14. Maart vaardigde de regeering een nieuwe ordonnantie op de gilden uit, waardoor de politieke macht van deze lichamen geheel werd vernietigd.
Warendorp was ook letterkundig ontwikkeld. Hij maakte verzen, o.a. op het huwelijk van Henriette Catharina van Nassau met den hertog van Anhalt-Dessau. Bovendien bezitten wij van hem een Kort begrijp, waer in wort verhaelt den anfanck, opkomen ende voortganck der seer oude ende vermaerde stadt Groningen .... gesteldt door een liefhebber der selver .... (Groningen 1662, 4o.), dat echter historisch weinig waarde meer heeft.
Schilderij door onbekende.
Zie: de Boer, De woelingen in Stad en Lande