[Velden, Matthijs van]
VELDEN (Matthijs van), zich ook Campanus noemend, 17e eeuwsch amsterdamsch dichter, van wiens dichtwerk het volgende bewaard is gebleven: 1o. zes gedichten, met zijn spreuk ‘Alleen de Hoope’ onderteekend, in het liedboekje Venus Minne-Gifjens (Amst. z.j., na 1622). 2o. ‘De Veld-deuntjes’, 38 in getal, in den bundel Amsterdamsche Pegasus (Amst. 1627) die, vrij zangerig van vorm, eenigen invloed van Anacreon en andere grieksche dichters verraden (zijn vrienden J.J. Colevelt, Jan Robbertsen en A.P. Craen zijn de makers van het overige dichtwerk in den bundel). 3o. Een klinck-rijn op Jacob Struys' Styrus en Ariame (2e. dr. Amst. z.j., vòòr 1631). 4o. Een tooneelspel Calasires Sterfdagh, ghenomen uyt de historie van Heliodorus, belanghende de kuysche Vryagie van Theagenes ende Cariclea. Gespeelt op d' Oude Camer in Liefde Bloeyende 21 Sept. 1631 (Amst. 1631), aan zijn ‘besondere Vrundt’ J.J. Coleveldt opgedragen. 5o. Een bundeltje gedichten ter eere van den Amstel, aan wiens oever hij geboren was, De Roemster van den Aemstel, of Poetische Beschrijvinghe van de Riviere Aemstel (Amst. z.j.), lang aan Anna Roemers toegeschreven, maar met vrij groote zekerheid thans aan Velden toegekend; zijn gedicht ‘Aenden Aemstel’ komt èn in de Amsterdamsche Pegasus èn in de Roemster van den Aemstel voor. 6o. Een lied, onderteekend ‘Alleen de Hope’ in Het Hollandsche en Zeeuwsche Nachtegaeltje (Amst. 1633). 7o. De voltooiing van G.A. Bredero's Het daghet uyt den
Oosten (1638), waarvan enkele tooneelen door Br. waren geschreven, en ten slotte een opdracht aan Anth. van der Horst voor het tooneelspel Albonus en Rosimonda van Jacob Struys (Amst. 1631).
Zie: Oud-Holland I (1883), 64 e.v.; G.A. Bredero, Werken ed. G. Kalff e.a. III (Amst. 1890), 1-76.
Ruys