eigen brein voegde. Door zijn opspraak-verwekkende stellingen, welke hij door zijne leerlingen deed verdedigen, bezorgde hij zich vele moeilijkheden. Toen hij 21 Jan. 1691 de thesis wilde voordragen: ‘Indubitatum est systema Copernici de planetarum motu circa solem inter quos mera terra censetur’, kwam hij in hevige botsing met de faculteit der filosofie, die de verdediging dier stelling wilde voorkomen. Na ergerlijke tooneelen en verzet van de zijde van van de Velden werd hij als professor geschorst. De deken der faculteit beriep zich op den rector magnificus; van de Velden, tegen de voorrechten der universiteit, op den Raad van Brabant. Door tusschenkomst van den internuntius van den Paus werd de zaak bijgelegd. Van de Velde onderwierp zich, trok zijn aanklacht in en de faculteit der filosofie herstelde hem in zijn vorige ambten. Opnieuw zette hij op dezelfde wijze in Juli 1691 heel de universiteit in rep en roer. Ook deze maal behoefde hij niets te herroepen, doch alleen eene verklaring te geven van zijne onderwerping aan den H. Stoel en aan de universiteit. Hij verviel in zware kosten van het proces. 15 Maart 1707 behaalde hij het licentiaat in de beide rechten en kon hierdoor een kanunnikdij verkrijgen aan de kathedraal te Luik. In 1709 volgens Monchamp, doch volgens Analectes reeds 31 Jan. 1707, was hij aangesteld als kanunnik-trifundarius te Luik en nam hij 1712 aldaar zijn verblijf. Te Luik maakte hij zich verdienstelijk als afgevaardigde naar den Haag bij de regeering der Vereenigde Provinciën. Van de Velden was een vriend van Christ. Huygens. Hij overleed als aartsdiaken van Haspengouw en proost van Thuin.
Zie: A. Stevart. Proces de Mart. Etienne Van Velden, professeur de l'université de Louvain (Brux. 1871); G. Monchamp, Histoire du Cartésianisme en Belg. (Brux. 1886) 542-549, 608; Dezelfde, Galilée et la Belgique (Brux. 1892) 1-60; 182-318; Revue Bénédictine IX, (1892) 450-463; Analectes hist. eccl. Belg. XXI (1888) 137.
Fruytier