[Valkennisse, Nicolaas de]
VALKENNISSE (Nicolaas de), Lamberti, meester claas van V., uit de diocees Utrecht werd 1426 ingeschreven als student te Leuven. Hij overleed omstreeks 1478. 15 Mrt. 1429 behaalde hij bij de promotie als lincentiaat in artibus de 10e plaats. Hij was afkomstig van Valkenisse in Zuid-Beveland. Opmerkelijk is, dat in dien tijd zoovele studenten van dat eiland te Leuven waren. Tegelijk met hem promoveerde Laurentius de Reimerswaal en Daniel de Nisse en de volgende maand Joh. Mart. de Goes; de volgende jaren treft men er studenten aan van Bieselinge, Kattendijke en vooral van Wemeldinge 1431-33. Nicolaas van Valkenisse trad op als lector in de faculteit der philosophie tot einde 1439. Ter zelfder tijd studeerde hij in de medicijnen en werd 17 Nov. 1439 tot doctor gepromoveerd. De stad schonk als gewoonte den rijnwijn bij het feestmaal gehouden in ‘Jacobs huys ute Liemingen opte veemerct’. 4 Dec. verliet hij zijn leerstoel op zijn verzoek om een andere bij de faculteit der medicijnen in te nemen. 24 Oct. 1430-24 Jan. 1431 was hij deken van de faculteit der philosofie. Tweemaal bekleedde hij de waardigheid van rector magnilicus der universiteit, 1435, 1449. Reeds toen hij de filosofie doceerde, was hij tevens medeëigenaar en mederegent van de pas gestichte pedagogie het Verken. 1447 was hij hij ook kannunik der kathedraal van Kamerijk. Later werd hij kannunik van O.L. Vrouwekerk te Antwerpen en aartsdiaken en collector der apostolische kamer, 1454. Zijn landgenoot Baudewijn van Zierikzee, eveneens leeraar te Leuven, was 1475 zijn vicaris en procurator.
1429 had Mag. Nicolaas moeilijkheden met den professor, Petrus de Renesse, omdat deze leerlingen bij zich genomen had, die eerst bij hem inwoonden. Aan professor Petrus werd tot straf het geven der lessen ontzegd, 1430.
Zie: Val. Andreas, Fasti Academ. (2 ed.) 226, Analectes Hist. Eccl. Belg. VII (1870), 250; XX (1887), 195, 199, 203, 229; XXX, (1903) 203-208, 210-220, 238, 266, 278; Dierxxens, Antverpia Christo nascens et crescens III, 3; Bijdragen Hertogd. Brabant V (1906), 473.
Fruytier