Fransch en Duitsch, en wijdde zich in 1879 aan de opvoeding der dochtertjes van graaf Sumin Suminski op het kasteel Rinsk bij Schönsee in W. Pruisen.
Van 1881 dateert haar loopbaan als schrijfster met een grooten kring van lezeressen. Eerst als redactrice van het weekblad Lelie- en Rozeknoppen, daarna van de Hollandsche Lelie en tegelijk van La jeune fille (uitgegeven te Brussel) en van het Journal des jeunes filles (uitgegeven te Parijs). Van haar historische romans zijn het meest gelezen Een koninklijke misdaad, 1887 Arnhem en Een vorstelijke doornenkroon, voorts schreef zij verhalen voor kinderen, tooneelstukjes, gedichtjes en, met haar vriendin Louise Stratenus, gaf zij o.a. uit een bundel novellen Dwaallichtjes van 1884; alsook een Bundel Gedichten en Novellen (met portret), waarin ook van haar vader gedichten werden opgenomen.
Van 1895-1900 wijdde zij zich aan sociaal werk, vooral door het openen van een Tehuis in de Rozenstraat te Amsterdam voor zwervende vrouwen, meisjes en kinderen.
Zij stierf te Hoogerheide 14 Januari 1908.
Sterck