Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 913]
| |
abdij Park bij Leuven, 9 Oct. 1494. Van zijne familie zijn nog bekend zijne zusters Ermengarde, gehuwd met Jan de Berk, overl. 15 Juni 1503 en zijne zuster Elisabeth, wier zoon Arnoldus Wijten na zijn oom Theodoricus de abdij Park bestuurde. Theodoricus van Thulden had het kloosterkleed aangenomen in de abdij van Tongerloo. Na eenige jaren werd hij belast met het bestuur der parochies van de abdij, Nispen 1440 en Waalwijk 1448. Vervolgens werd hij aangesteld als procurator-generaal zijner orde te Rome, om zijne bekendheid met het kerkelijk recht, want hij had den graad behaald van licentiaat in de rechten aan de universiteit te Parijs. 5 Juli 1462 werd hij tot abt van Park gekozen door het ontslag van den abt Walter van Beringen, die op den ijverigen en geleerden van Thulden zijne hoop had gevestigd om in het klooster de noodige verbeteringen in te voeren. Paus Pius II schonk den nieuwen abt de rechten der pontificalia, nog niet door zijn voorgangers genoten, en 27 Aug. 1462 deed de nieuwe abt plechtig zijn intrede in de abdij. Hij was een der grootste abten van Park. Hij herstelde, vernieuwde en verfraaide menig gebouw, had een afschrik van schulden maken en was vol ijver voor den bloei der regeltucht. Hij werkte onvermoeid aan de herziening der statuten van de orde en verkreeg hiervoor eene nieuwe pauselijke goedkeuring, waarvoor hij tweemaal de reis naar Rome maakte. Tevens streed hij reeds als procurator met alle krachten tegen de commende, de kanker van het kloosterwezen, welk misbruik de vorsten des lands ook in België trachten in te voeren. Hij rustte niet, ontzag geen personen of waardigheden, voordat hij van den Paus eene bulle verkregen had waarbij alle commenden der abdijen zijner orde in België nietig en van onwaarde verklaard werden, 2 Mrt. 1476. Geleerd en uitstekend bibliophiel, bracht de abt al de boeken bijeen in één bibliotheek. Hij kocht vele werken der eerste drukkerijen en deed vele boeken afschrijven, versieren en verluchten. Hij ontbood een Cistercienser, fr. Arnoldus, in Park, die er vele maanden verbleef om de handschriften met kleuren, figuren en loofwerk te versieren. Gebukt onder den last der jaren stelde hij 1492 met instemming der kloosterlingen zijn neef Arnold Wijten tot coadjuctor aan. Hij stierf twee jaar later en werd begraven in de kapel van O.L. Vr. D. Berlière, Invent. Anal. des Diversa Cameralia des archives Vaticanes (Rome 1906) 42, 188 verwart Theodoricus van Tulden met Theod. van Andel, religieus van Tongerloo, daarna pastoor van Klein-Zundert en eveneens procurator-generaal der orde te Rome, doch veel vroeger 1410, tevens zaakgelastigde op de kerkvergadering te Constanz, Pavia en Sienna. Zie: J.E. Jansen, Gesch. Nav. Abdij van Park (Antw. 1904) 61-67; W.v. Spilbeeck, De Abdij van Tongerloo (Lier 1888) 225, 257-262; dezelfde, Necrologium B.M.V. de Tongerloo 204; F. van Wavelghem, Le Nécrol. de l' Abbaye de Parc 192, 323, 414; Goovaerts, Ecrivains Artistes et Savants de l' Ordre Prémontré (Brux. 1904) II 256-257; III 194; Berlière, Inventaire anal. des libri obligationum (Rome 1904) no. 1961, 1724, 1725, 1732, 1832; p. 247; dezelfde, Invent. des div. Cameralia no. 572, 577, 582, 804. Fruytier |
|