[Theodoricus]
THEODORICUS, geb. te Roermond abt van de Benediktijner abdij Abdinghof in de stad Paderborn, overleed aldaar 14 Aug. 1541. Hij bestuurde als pastoor de parochie Putten op de Veluwe, waar de abij sinds eeuwen een uithof en de pastorij bezat, toen hij, met zijne twee confraters aldaar verblijvend opgeroepen werd om de keuze van een nieuwen abt bij te wonen. Na Paschen 1535 aanvaardde hij met den cellier van den uithof Arnoldus Venlo, de reis, terwijl D. Georgius Kempis in Putten achterbleef met inwilliging van den prior. Toen zij in Paderborn aankwamen was de verkiezing reeds geschied, sinds 9 April 1535, en frater Theodoricus van Roermond tot abt gekozen. Hij was een geleerd en een bekwaam man, rechtzinnig en begaafd met bewonderenswaardige welsprekendheid. Slechts 6 jaar stond hij aan het hoofd der abdij; hij overleed doordat, zoo veronderstelt men, hij door vergif een einde aan zijn leven maakte. Waarschijnlijk is hij dezelfde als Theod. Stevensz. vermeld als pastoor van Putten in Archief Aartsbisd. Utrecht XLIV (1914) 120.
Zie: Ant. Matthaeus, Veteris aevi analecta (Hag. Com. 1738) III, 525-26; J.B. Greve, Gesch. der Bened. Abtei Abdinghof in Paderborn (Pad. 1894); Gab. Bucelinus, Germania sacra et profana (Ulm 1662) II, 133.
Fruytier