vonnis, dat 28 Sept. zou voltrokken worden. Dan speelt men volgens Apotheosis en Historia tragica dat listig spel (van het snel en zachtjes voorlezen van 67 artt. en eene afzweringsacte), dat door Fruin en Hensen terecht onaannemelijk is geacht. Waar is echter, dat Tappert stukken heeft vervalscht. Nog eens hooren wij van hem, als hij Merula 4 Juni 1557 uit de abdij van Liessies in Henegouwen, waar hij zachte behandeling genoot, naar Bergen laat voeren.
Den haat door Tappert gewekt kent men het best uit de Apotheosis, letterkundig meesterstuk van het vlijmendst sarcasme, niet vooral (ofschoon stellig ook) van belang voor de feiten, maar van beteekenis voor onze kennis der verbittering door hem gewekt. Het sarcasme is van deze soort, b.v. in Tapperts pauselijken beroepsbrief: ‘Saulus tertius (Paulus III die 6 Juli 1537 hem tot inquisiteur had benoemd) cerberus servorum Dei dilecto nobis in fisco filio Grovardo Slabbort de Stenckhusia,’ BRN I 582. ‘Ru, ru, ru, ar, arr, arrr, ruart,’ blaft Cerberus den groot-inquisiteur aan, en er zal wel geen lezer geweest zijn die hem zijn hellevaart niet gunde. De Apotheosis laat hem op het einde vertellen dat hij, te Madrid gekomen om zich te verantwoorden, door Philips II niet werd te woord gestaan en daarvan eene beroerte kreeg, waaraan hij stierf. Eene latere uitgave van 1567 laat in ‘nec rex se interpellari sineret’ het woord rex weg, zoodat alleen de episcopus een rol in de zaak speelt. In elk geval overviel hem de dood in de koninklijke vertrekken. Hij liet behalve zijn roep van voorbeeldig inquisiteurgeneraal (‘homo .. summa credulitate praeditus’, Fr. de Enzinas De statu Belgicae religione 48; ‘non magni referre, nocentes an innocentes pereant, qui istiusmodi supplicia subeunt, modo populus terreatur exemplo’, Ruard in Apoth. BRN I 634) ook geschriften na. Hij was o.a. de opsteller van de XXXII articuli lovanienses condemnantes haereses, 1544 (ook bij Gerdes, Hist. Reform. III docum. 87-95). Eene nadere verklaring gaf hij in Explicatio articulorum facultatis theologicae lovaniensis, 1555 (zie den brief van
Joh. Cochleus aan T.d.d. 15 Juli 1546, uitg. G.H.M. Delprat in Kerkh. archief IV, 1866, 169-85). Zijne verdere werken geeft Bayle Dict. Hist. IV. 320, D. en E. De Opera Tapperi te Keulen 1582 in fol. Vermelding verdient nog, dat aan Tappert mocht gebeuren wat aan Merula ontging: zitting hebben op het concilie van Trente, waar hij door zijne scherpzinnigheid uitblonk.
Prenten door K. Bary, Ph. Galle, W. de Larncon, H. Bogaerts. Teekening door J. de Bisschop.
Zie: Clar. theologi D. Ruardi Tappert .. apotheosis, oudste bekende druk 1559, tweede te Basel 1567. Nieuwe uitgave met inleiding door Pijper in BRN I 565-636. Over de onderscheiden uitgaven Blok in Bijdr. vad. gesch. 1902, 352-358. Voor den schrijver gaat gemeenlijk Henr. Geldorpius door, wat Blok t.a.p. 358-366 twijfelachtig vindt; maar Th. Goossens, Franciscus Sonnius in de pamfletten 1917 betoogt op goede gronden, dat G. de satyre schreef en wel na zijn vlucht voor de inquisitie. De Apoth. is vertaald als De hemelvaart des eersten ende oversten vervolgher der christenen .. 1572, 1600 (te Delft bij Jac. Vennecool, ex. Doopsg. Bibl.), 1622 (naar den druk van 1559); Paullus Merula (II, 902), Fidelis et succincta rerum adversus Angelum Merulam tragice gestarum commemoratio, 1604, kortweg Historia tragica, vert. door zijn zoon Willem in hetzelfde jaar, sparsim; Dr. A.H.L. Hen-