[Swieten, Jan van]
SWIETEN (Jan van) was de jongste van het zevental (echte) kinderen van Bouderwijn en Lutgarde v. Nyenrode (vermeld ook in 't Nob. des Pays-Bas I, 15), immers volgende op Dirk (kol. 855), Gijsbrecht (kol. 858), Aleida, de vrouw van Claas v. Diepenburg, daarna van Evert, bastaard van Holland, ridder, heer van Hoogwoude, vervolgens op Margareta (niet te verwaaren met Margriete, welke een leidsche ms. aant. vermeldt als Jansdr., die, genoemd 9 Oct. 1533, na 1 jaar in het klooster doorgebracht te hebben te Naaldwijk, non wil worden en consent heeft van haar oom Cornelis Dircx, die de andere voogden moet overhalen), wier man was Jan v. Poelgeest, zoon van Gerrit en Wilhelmina (dochter van Willem), bij transport van haar zwager Claas v. Diepenberg met het goed te Woerden beleend, en ten slotte op (de in 1495 gest.) Catharina, priorisse of mater in 't klooster te Poel bij Leiden. Heer Jan, heer van Opmeer, Obdam, Spanbroek enz. was schout van Leiden. Met genoemde broeders en zusters komt ook hij te pas bij de al bekende belofte van 1 Oct. 1428 (Arch. der Kloosters. Reg. 467). Hij werd bij den dood zijns vaders 15 Nov. 1454 beleend met het huis ‘Te Velde’ en 20 morgen land en Cortemade.
Hij huwde 1e. Maria v.d. Abeele, waarvoor echter met meer waarschijnlijkheid te lezen is Catharina, op grond van het leidsche hs. en Arch. der Kerken R. 366, waar ook de namen van haar echtgenoot Jan en hun zoon Adriaan (kol. 851) genoemd worden op 1485. 2e. Emerentia v.d. Marck, die