broeder Willem, met wien hij voorkomt 28 Maart 1476 (1477). Voor dezen Willem, bezwaarlijk dezelfde als de op 1437 (Arch. der Kerken o.a. Reg. 1785) vermelde Willem, zoon ook van een Hugo, maar van een veel vroegeren, voor den eersten Willem, kinderloos gebleven in zijn huwelijk met Elisabeth v. Ruyven, dochter van Willem en van Agnes v. Rietwijk, verwijzen we, gelijk voor den anderen, naar het art. Willem. Met bovengenoemd ambacht als erfelijk leen, hem opgedragen door Aelbrecht v. Raephorst Dircxsoon, werd door Karel den Stoute 23 Juni 1475 Hugo verlijd, die in dien tijd zegelend of anderszins optreedt; bovengenoemde vorst had den brief van de heeren van Wassenaar 7 Maart 1469 bevestigd aangaande de overgifte van het gruitgeld aan Hugo v.S. en zijn echtgenoote L.v.B. als leenroerig aan de grafelijkheid (leidsche ms. aant.; vgl. Handv. en Priv. v. Leiden p. 345). Zoo met Dirk v.S. als een der borgen, 1473 met Adriaan, zijn neef (zie art.), die hem, op 1478 (bij v. Leeuwen) vermeld als Heemraad van Rijnland, in die positie 1481 vervangt (zooals 27 Febr. 1502 dat ambt komt aan Jan v.S.); 1468 reeds met zijn vrouw Lutgarde.
Met haar stichtte hij in 1480 het Syonshof ten behoeve van 14 oude mannen (Blok, Bourg. Oost. stad 266). Hun vrome zin komt, behalve in verband met memoriediensten, ook in 't volgend jaar uit door hun schenkingen (trouwens in 1462 reeds aan zijn grootvaders stichting Mariënpoel, waarover boven) en hun giften ten bate van zingende missen, waarvan een voor zijn broeder Willem v. Sw. c.s. Terwijl wij voor de hieruit voortvloeiende vraag betreffende het al of niet bezitten van kinderen door Willem naar zijn art. kunnen verwijzen, zou aangaande de vroomheid ook van deze van Swietens hier nog verwezen kunnen worden in het algemeen naar hun betrekkingen tot kloosters en andere stichtingen. En hoewel zij sinds 5 Jan. 1475 het levenslang bewoonrecht had van een huis tusschen de gracht en het erf van het klooster der Regulieren in St. Jeronimusdal buiten de Rijnsburgerpoort heeft Lutgarde, Hugo's vrouw, in een dier stichtingen, en wel in het St. Agnietenhof, de allerlaatste jaren van haar leven als bagijn doorgebracht.
Hugo's vrouw, toen zijn weduwe, als hoedanig zij genoemd wordt 28 Aug. 1487 (in verband met 't zelfde klooster van St. Jeronimusdal), 1488, 1491, gaf in haar testament, gemaakt 23 Mei 1494, opnieuw blijk van haar vroomheid. Weduwe Lutgarde! Want Hugo, in 1480 nog voorkomende, al weer in de Bat. Ill. als dijkgraaf van Rijnland, (evenals in 1469 heer Arend v.S., vgl. art. en in 1514 Willem en Gommer v. Boschuysen) moet reeds eenige jaren te voren overleden zijn, hoogstwaarschijnlijk wel in 1482. Maar dan moet natuurlijk een andere Hugo v.S. geweest zijn, de schout van Zoeterwoude, die b.v. (8 Oct.) 1485 zegelt, terwijl men uit 't Reg. bij Overvoorde, Arch. v.d. Kloosters (aldaar bl. 429) den indruk zou kunnen krijgen, dat beiden één en dezelfde persoon waren, zoo door 't laten betrekken b.v. van de nos. 1740 en 1780 aldaar op denzelfden persoon, terwijl toch in het tweede ('t bovenbedoelde stuk van 28 Aug. 1487) de overleden echtgenoot van Lutgarda genoemd wordt (ook in 1486 zegelend??), waar in het eerste (vermoedelijk voor het eerst, althans daar ter plaatse, vermeld