deel aan den oorlog van den hertog van Bourg. tegen de opstandige Luikenaars en het was bij die gelegenheid, dat hij het ridderschap verwierf. (v. Gouthoeven, Oude Chron. v. Holl., Zeel. en Utrecht (Haag 1636), 483). In hetzelfde jaar had de graaf van Charolais de overblijfselen van het kasteel en de heerlijkheid van Leyenburch, welke door den heer van Heukelom waren overweldigd, verbrand en verder in bezit gehouden, hem in leen gegeven als rechte erfgenaam van zijn moeder, erfdochter van Arnoud v. Leyenburch (ms. aant. Archief Leiden). Hij huwde 1e. in 1457 met Otta (Otte) v. Nyenrode, dochter van Splinter en Johanna van Beyeren (nat. dochter van hertog Jan), 2e. in 1467 met Maria van Catz, dochter van Wolphert (en van N. van Sabbingen), welke vrouw later hertrouwde met Willem, zoon van Herper(t) van Foreest (volgens Bat. Ill. met Herpert, zoon van Willem).
Heer Arend komt in 1468 of 1469 voor als baljuw van Rijnland en treedt in 1473 op als ‘dedingsman’ van Gijsbrecht v. Nyenrode, heer v. Zuilen en Maartensdijk met Johan v. Zuylen v. Natewisch en Ernst v. Drakenburg in een scheidingsacte tusschen eerstgenoemde en diens zuster Janne met haar echtgenoot Gerrit v. Rijn. Hij overleed in het laatstgenoemde jaar.
Hij liet na uit het eerste huwelijk: Dirk (1) v.S., heer van Loenersloot (die volgt); uit het tweede: Josina, gehuwd met Willem, bastaard van Wassenaer en Catharina, die trouwde (1517) met Johan v. Heteren. Misschien spruit deze dochter echter uit het 1ste huwelijk; zie althans H.M. Werner, Geld. Kasteelen I, 388, die echter op zijn beurt aarzelt betreffende den persoon van haar echtgenoot. Zie verder onder volg. art.
Kooperberg