Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[Strij, Abraham van]

STRIJ (Abraham van), schilder en etser, is geboren te Dordrecht in 1753 en aldaar gestorven in Maart 1826. Hij was een leerling van zijn vader en van Joris Ponse, en broeder van den Cuyp-imitator Jacob van Strij. Hij schilderde portretten, genrestukken en behangsels. Schilderijen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijksmuseum, jongen teekent onder toezicht van een meester naar pleister, een vrouw bij een wieg, een vrouw, die een ketel schuurt in een keuken. Fred. Muller in zijn Nederl. Geschiedenis in platen Amst. 1863 noemt onder no. 4719A het volgende van van Strij: 1786 afbeelding van een der zijden vaandels (waarop de Dordtsche Stedemaagd) door den oud-raad van Dordrecht aan elk der 11 Burgercompagnieën uitgereikt, welke vaandels alle in 't Dordtsche Museum berusten en alleen door het nummer der compagnie verschillen. Het schilderwerk, de Dordtsche stedemaagd enz. aan beide zijden is van Abr. van Strij, vier daarvan zijn in 1795 overgeschilderd en de latijnsche spreuk: virtute civium securior’ door de holl.: vrijheid, gelijkheid 1795 vervangen. Het is een fraaie teekening in kleuren door J. Rutten 4o. en bevindt zich

[p. 836]

in den atlas van Mr. S. van Gijn. In verz. Rhaban Ruhl verk. Mei 1876 binnenhuis met lezend man in verz. Nelles, verk. Dec. 1895 viertal koeien en 2 schapen met herder bij ruïne.

Teekeningen bevinden zich te Amsterdam, Rijksprentenkabinet: zittende vrouw met schotel, oude vrouw met mand, interieur en twee mannen, jongen in den grond een kanon, interieur met ouden man, lezende man, staande jonge man in landschap, jonge rugliguur, marktscene, zittende vrouw, man met hond (2 stuks), jonge man met een pak,? portret van een schilder; te Leipzig coll. J.A.G. Weigel 1883, slapende vrouw 1823; te Weenen, Albertina, interieur met een boer en een oude vrouw aan een tafel, een wandelaar, idem Mus. Fodor: zittend oud man, landschap met landlieden en vee n.A. Cuyp, in een kamer een lezende oude heer, oude vrouw leest in den bijbel voor een jongen naar N. Maes, binnenhuis naar Q. Brekelenkam.

Prenten van hem zijn: twee koppen n. Rembrandt, landschap met windmolen (de laatste niet zeker).

Naar zijn ontwerp teekende A. Delfos de geleerde, graveerde G.F. Bendorp een titelprent, A.K. de Koningh een bergachtig landschap, C.G. Schutgen van Houten een man met muts op, zittend op een ton met kruik in de hand, Joh. Bemme Azn. een winterlandschap met jongen.

Teekening door A.v. Strij. Prent door J.E. Marius.

Zie: R. van Eynden en v.d. Willigen, Geschied. der vaderl. schilderkunst (Haarl. 1816-42) III, 59, IV 25; J. Immerzeel, Levens en werken der kunstschilders etc. (Amst. 1843) III, 120; G.K. Nagler, Neues allgem. Künstlerlexikon XVII, 501; C. Kramm, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders. (Amst. 1857-64) V, 1582; W. Bürger (Thoré), Musées de la Hollande (Paris 1858-60) Amsterdam I, 174; II. 217; Ch. Blanc, Manuel de l'amateur d'estampes (Paris 1854-90, II, 606; T. Hippert et Linnig, Le peintre-graveur hollandais et belge du XIX siècle, Brussel 1874 I, 480; F. Muller, De nederl. Geschied. in platen, Amst. 1863; cat. Rhaban Ruhl, Mei 1896; cat. Nelles, Dec. 1895; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, 671.

J.M. Blok