de universiteit van Douay, waar hij tot den dood van Mudtsaerts bleef (17 Nov. 1608). De plechtige inbezitneming van de abdij door den nieuwen prelaat had 1 Dec. 1608 plaats te Park onder voorzitterschap van den abt dier abdij, bijgestaan door den prior van Tongerloo, Petrus Stalpaerts, broeder van den nieuwen abt. Het volgend jaar, 11 Januari, kwam bisschop Gisb. Masius uit 's Hertogenbosch hem in Tongerloo de abtelijke wijding toedienen, daarbij geassisteerd door de abten van Park en Averbode. Het wapen door Stalpaerts aangenomen was een houten kruis op gouden grond, met drie klaverbladen van sinopel. Stalpaerts was een nederig, zedig en uiterst matig man. Naast zijn bijzondere zorg voor den vooruitgang van deugd en godsvrucht bij zijn onderhoorige kloosterlingen, bevorderde hij, zooveel in zijn vermogen was, de wetenschappelijke studies. Door zijn toedoen werden eigen kanunniken als lectoren aan de abdij verbonden. Niet alleen de hoogere wetenschappen, ook de kennis der oude talen werd hoog opgevoerd. Het Grieksch en Hebreeuwsch werden onderwezen door den beroemden Joseph Barbato uit Memphis. Geleerden ontvingen op allerlei wijze steun en aanmoediging van den abt, waarom velen uit dankbaarheid hun werken aan hem opdroegen. Met name kan hier genoemd worden: J. Lessius' De summo bono et aeterna beatitudine hominis (Antw. 1626), waar een schoone lofrede op den prelaat in de voorrede is opgenomen.
Ter bevordering van de studie stichtte hij in 1619 in het St. Willibrorduscollege te Leuven drie beurzen, die in 1757 tot één werden vereenigd. De grootste roem oogstte Stalpaerts echter door de stichting van een Norbertijnsch college te Rome in 1628. In 1615 liet de prelaat aan het klooster een nieuwe kapel bouwen, waarvan het altaar door bisschop Zoësius werd ingewijd. Na verschillende moeilijkheden overwonnen te hebben, mocht er de prelaat in slagen de reliquien van den gelukzaligen Siardus, prelaat der abdij van Marienhof in Friesland, met groote plechtigheid naar Tongerloo over te voeren, waar zij 6 Juli 1617 aankwamen.
In 1627 vroeg en verkreeg Stalpaerts van aartshertogin Isabella vergunning een hulpabt aan te stellen. Deze keuze had echter niet plaats. Zijn laatste levensjaren besteedde hij aan een nieuwe standplaatsregeling in de verschillende parochies, doch de dood belette hem de uitvoering van zijn reeds goedgekeurde plannen. Op den terugtocht van de mijtering van den abt van St. Michiel, werd Stalpaerts te Duffel door een hevige koorts aangegrepen, waardoor hij 25 Oct. den geest gaf. Op zijn ziekbed werd hij bezocht door bisschop Ophovius. Het lijk werd naar Tongerloo overgebracht en in de kapel van den H. Norbertus begraven; den 30sten Sept. 1724 is het vandaar naar de kapel van den H. Petrus overgebracht.
Zie: Fr. Waltman van Spilbeeck, De abdij van Tongerloo, 428, 430-447; Schutjes, Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenbosch, I, 256-257; V, 875.
Heeren