werd aangenomen als ‘ordinaris Haechs doctor’ op een traktement van 200 gulden (in 1652 tot 100 gulden verlaagd). In 1644 werd hij belast met het geven van lessen aan de chirurgijns en hun leerlingen in het Theatrum anatomicum op een jaarlijksche toelage van 60 gulden. In het rampjaar 1672 trok hij met het veldleger uit. Eerst in 1682 heeft hij zijn ervaring uit een veertigjarige praktijk gepubliceerd in een boekje, getiteld: Hondert seldzame Aanmerkingen, so in de Genees- als Heel- en Snykonst. In 1686 volgde een tweede bundel van vijftig Aanmerkingen. Een latijnsche vertaling verscheen in 1687 (2de druk 1727), een fransche te Parijs in 1758.
De waarnemingen van S. behooren niet tot de beste uit zijn tijd, zijn vaak te beknopt en daardoor niet altijd nauwkeurig genoeg, maar zij zijn toch het lezen zeer waard en door de op de waarneming volgende bespreking der literatuur van veel belang voor de geschiedenis der geneeskunde. Tot de uitnemendste geneeskundigen van zijn tijd behoorde hij echter niet.
Een portret versiert zijn Hondert seldzame Aanmerkingen.
Prenten door A. de Blois en een onbekende.
Zie: Banga, Geschiedenis der geneeskunde in Nederland.
Baumann