een fictief domicilie, want gedurende zijn zoogenaamden studietijd bleef S. in den Haag wonen. Den 5en Jan. 1677 promoveerde S. te Utrecht tot doctor in de geneeskunde na verdediging eener proeve De miscellaneis chirurgicis en den 15 Jan. wordt hij daarna ingeschreven in het haagsche doktoren-boekje.
Zeer bevriend was S. met den haagschen doctor Cornelis Stalpart vander Wiel, die bij moeilijke verlossingen en chirurgische gevallen vaak zijn hulp inriep en aan wien S.' Embryulcia is opgedragen. Als tegendienst vereerde van der W. onzen chirurgijn met een gedicht te zijner eere, dat vóór 't genoemde geschrift prijkt. In zijn Hondert seldsame Aanmerkingen vindt men verscheidene waarnemingen van S., dien hij ‘chirurgus experientissimus’ noemt. Bekend is de heftige twist, dien S. daarentegen kreeg met Johan Stalpart vander Wiel, broeder van Cornelis (kol. 796), welke twist tot een proces leidde, dat S. vrijwel heeft gernïneerd.
Solingen werd begraven in het stille Kruiskerkje aan den voet van de scheveningsche duinen. Bij zijn dood bleken zijn financieele zaken verre van in orde en zijn erfgenamen verklaarden den 24en Maart 1687 den boedel niet te aanvaarden. Zijn chirurgische instrumenten, van welke hij verscheidene zelf had uitgevonden en gesmeed, vermaakte S. aan de medische faculteit te Leiden, die ze nog bezit. Verder kreeg deze zijn portret, geschilderd door J. de Baen, een dankbaren patiënt van S., en zijn kraamstoel.
Solingen was ontegenzeggelijk een bekwaam chirurgijn en verloskundige. Behalve zijn Embryulcia (1673) schreef hij Ampt ende plicht der vroedvrouwen en Manuale operatiën der chirurgie (1684). Zijn Alle de wereken zijn in 1698 door Th. Schoon uitgegeven. Een duitsche vertaling verscheen in 1693 te Frankfort.
Schilderij door J. de Baen. Prent door J.F. Bodecker en Ghetscher.
Zie: Krul in Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1883, 1885; Banga, Geschied. d. Geneesk.; Fasbender, Geschiehte der Geburtshülfe; van Someren, Beschrijv. Catalog. no. 5193.
Baumann