Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[Smit, Jan]

SMIT (Jan), geb. te Alblasserdam 21 Juli 1779, overl. te Nieuw-Lekkerland 1 Febr. 1869, was de tweede zoon van J.F. Smit en M. Ceelen. Reeds jong was hij bij zijn vader als scheepmaker werkzaam. Hij zette na diens dood in 1807 met zijne moeder en zijnen broeder Cornelis (kol. 758) de scheepmakerij voort. Het patent bleef tot 1820 ten name der moeder staan. Cornelis had intusschen in 1811 zelf ook eene werf gesticht te Alblasserdam, en het patent

[p. 761]

kwam in 1821 ten name van Jan, als werkende met 11 knechts. Van 1824 tot 1828 werkte hij in vennootschap met zijn broeder Fop (kol. 759), en bouwde o.a. de eerste stoombooten op Nijmegen, het kofschip Kinderdijk, 5 booten voor de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij te Fijenoord, waaronder de eerste Batavier-boot voor den dienst op Londen.

Hij was minder voortvarend dan zijne beide broeders. In 1847 liet hij de werf over aan zijne beide zoons Jan en Kornelis, die deze onder de firma J. & K. Smit tot grooten bloei brachten.

Smit huwde 2 Oct. 1814 Teuntje van Rijs, geb. 19 Febr. 1789, overl. 31 Juli 1865, bij wie hij 3 zonen en 5 dochters had.

Ramaer