[Smit, Jan Foppe]
SMIT (Jan Foppe), geb. te Alblasserdam 25 Nov. 1742, overl. aldaar 12 Sept. 1807, was de oudste zoon van F. Smit Jr. (kol. 755) en A. de Groot. Hij was scheepmaker en nam met zijn broeder Jakus in 1785 van hunnen vader de werf, die te Alblasserdam, niet ver van de grens met de gemeente Nieuw-Lekkerland gelegen was, over. Jakus verhuisde omstreeks 1800 naar Oud-Beierland, zoodat Jan Foppe de eenige vennoot werd. Hij kocht van Jakus eene werf, die deze kort te voren ten noorden van het ouderlijk erf had aangelegd, zette daarop zijn oudsten zoon Fop (kol. 759) en nam dezen later als medevennoot in zijne zaken op. In 1805 hadden zij een patent als ‘Koopman in compenie en scheepstimmerman met 10 knegts.’ In hoofdzaak bouwden zij hoogaarsen, hengsten, bergsche schouwen en beurtschepen. Uit den afval en de uitzaagsels daarvan werden de zoogenaamde kinderdijksche hoogaarsen gemaakt, de kleinste in hunne soort (zie E. van Konijnenburg, De Scheepsbouw van af zijn oorsprong, deel I, blz. 95); deze laadden hoogstens 1800 kilogram, konden bij windstilte geroeid worden en werden gebruikt door bijna ieder, die bedrijfsbenoodigdheden of levensmiddelen uit de naburige steden betrok, of die hout, riet, biezen, hooi enz. daarheen te vervoeren had. In latere jaren, toen de Oost-Indië-vaarders gebouwd werden, dienden zij om dezen schepen naar de zeehaven te boegseeren.
Smit was jaren lang diaken en ouderling der hervormde kerk te Alblasserdam, maar heeft nooit gewild, dat zijn zonen (wel zijne dochters) lidmaat der kerk werden, met het oog op de tijdroovende beslommeringen, aan eereposten als deze verbonden. Hij was zeer streng voor zijn gezin; zijne oudste dochter en zijn jongste zoon Cornelis (kol. 758) hebben na een huiselijk tooneel zijn huis verlaten en kwamen eerst na twee jaren terug. De laatste verhuurde zich als schippersknecht te Bruinisse.
Bij zijn overlijden was Smit een voor dien tijd vermogend man, die behalve zijn beide werven met woningen, nog verscheidene huizen, 18 hectaren land, verscheidene schepen, vele pretensiën op beurt- en vrachtschepen en een kapitaal in effecten bezat. Hij kan wellicht in hoogere mate dan zijn vader als de grondlegger van het fortuin der uitgebreide familie Smit beschouwd worden.
Smit huwde 4 Nov. 1770 Marrigje Ceelen, geb. 19 Jan. 1747, overl. 5 Sept. 1820, bij wie hij 3 zonen en 2 dochters had.
Ramaer