booten gebouwd, o.a. 5 voor de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij te Fijenoord, waaronder de eerste voor de vaart op Londen bestemde stoomboot, de Batavier. In 1827 werd voor eigen rekening het kofschip Kinderdijk gebouwd.
De vennootschap met zijn broeder Jan werd in 1828 ontbonden. Sedert dreef Fop weder de door hem sedert 1805 beheerde werf, terwijl hij een tijdlang de aan zijn broeder behoorende ouderlijke werf in pacht had. Hij bouwde sedert dien tijd 13 zeeschepen voor eigen rekening en 61 schepen voor andere reederijen, waarvan hij voor een groot deel medereeder bleef.
Intusschen werden ook 65 rivierstoomschepen van verschillende afmetingen en constructie gebouwd. Onder deze schepen waren ettelijke bestemd voor duitsche reederijen op den Rijn, en voor een door hem opgerichten sleepdienst van uit zee naar Rotterdam en Dordrecht. In 1848 bouwde hij het eerste ijzeren zeezeilschip, de Californië, die in 1895 nog onder rotterdamsche reederij voer. Hierop volgden een aantal dergelijke schepen.
Van hem ging de bouw uit van ijzeren masten en rondhouten, die zoozeer voldeden, dat zij spoedig over de geheele wereld werden toegepast.
Aan de ijzerindustrie, zoover zij met de scheepvaart in verband staat, heeft Smit een grooten stoot gegeven. Hij was van een buitengewone werkzaamheid en beheerde tot aan zijn dood op bijna 89-jarigen leeftijd al zijne eigene ondernemingen, waaronder behalve de scheepswerf, den stoombootdienst van Rotterdam op Gorinchem en den stoomsleepdienst in de zeegaten.
Smit was de meest bekende van zijn generatie, in de eerste plaats als gevolg daarvan, dat hij het grootste vermogen had bijeengegaard, en dat hij met een helderen kijk op zaken en als man van durf en ondernemingsgeest er niet tegen op zag, zich financieel bij tal van nieuw opgezette groote ondernemingen te interesseeren. In de tweede plaats was hij tot op hoogen leeftijd mobiel, reisde veel door ons land, in zijn jongere jaren voor den houtaankoop ook in Duitschland, van waar hij eenmaal met een door hem te Wezel gekochten en geproviandeerden vlieger alleen naar huis terugroeide. Ook deze beweeglijkheid droeg er toe bij om hem en zijn min of meer vreemd klinkenden voornaam in wijderen kring bekendheid te verschaffen.
Hij huwde 29 Juni 1806 Jannigje Mak, geb. 10 Nov. 1776, overl. 7 Nov. 1852. Hij had hij haar 8 kinderen van wie 4 jong stierven. Die, welke den rijpen leeftijd bereikten en allen in zijne zaken werkzaam waren, zijn: Pieter, geb. 8 Nov. 1808, overl. 8 Febr. 1863, Jan, geb. 13 Maart 1811, overl. 6 Febr. 1875, Leendert, geb. 11 Febr. 1813, overl. 9 Dec. 1893 en Fop, geb. 29 Sept. 1815, overl. 5 Febr. 1892.
Zie omtrent hem: Nieuwe Rotterdamsche Courant van 27 Aug. 1866.
Ramaer