Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[Smit, Fop Janszoon (1)]

SMIT (Fop Janszoon) (1), geb. te Alblasserdam 1 Dec. 1705, overl. aldaar 8 Aug. 1791, kan als de grondlegger van de grootheid zijner afstammelingen beschouwd worden. Hij was de derde zoon van Jan Smit Janszoon en Jannigje Jans. Evenals zijn vader was hij scheepmaker, zijne werf lag nabij de

[p. 759]

grens van Alblasserdam en Nieuw-Lekkerland. Uit een ‘Rekinboek’ van zijn oudsten zoon, dat nog bestaat, en dat 8 Dec. 1775 is begonnen, blijkt, dat hij reeds eene groote elienteele had, niet alleen in de omgeving maar ook te Rossum, Litooien, Vlaardingen en Oost-Duiveland.

Intusschen kan het zijn, dat de zaken eerst de groote uitbreiding bekwamen onder de stuwkracht van zijn zoon J.F. Smit, die zeker reeds sedert omstreeks 1770 een belangrijk deel in de zaken genomen zal hebben.

Fop trok zich in 1785 uit de zaken terug, en liet die over aan zijne zonen Jan Foppe (kol. 761) en Jakus.

Hij huwde Adriana de Groot, overl. 11 Jan. 1789, bij wie hij 4 zoons en 5 dochters had; 3 zijner kinderen stierven op jeugdigen leeftijd.

Ramaer