[Smit, Cornelis]
SMIT (Cornelis), geb. te Alblasserdam 13 Apr. 1784, overl. aldaar 12 Juni 1858, was de derde zoon van J.F. Smit (kol. 761) en M. Ceelen. Hij werd evenals zijne familieleden reeds van zijn prille jeugd in het vak van scheepsbouwer opgeleid op de werf zijns vaders. Zooals onder J.F. Smit zal vermeld worden, woonde hij twee jaren lang als schippersknecht te Brninisse, hij kwam daarna weder in het ouderlijk huis. Na den dood zijns vaders in 1807 beheerde hij met zijn broeder Jan de scheepswerf, maar reeds in 1811 stichtte hij een eigen werf bij de haven te Alblasserdam, waar hij visschersvaartuigen en beurtscheepjes bouwde en in 1814 werkte met 14 arbeiders. In 1817 kocht hij met zijne zuster Geertje eene naast zijne werf gelegen steenbakkerij. In 1821 schreef hij voor het eerst in op den bouw cener stoomboot. In 1825 werkte hij reeds met 50 knechts. Hij bouwde in dat jaar eene loodsboot en eene stoomboot, de Pylades, om in Oost-Indië zeeroovers te jagen.
De eerste Oost-Indië-vaarder werd op zijne werf in 1826 gebouwd; voor den bouw van deze soort vaartuigen verstrekte de regeering belangrijke subsidiën.
Tot aan zijn dood werden door hem meer dan 200 zeeschepen gebouwd of door hem onder zijne verantwoordelijkheid aan anderen in bouw gegeven. Men kan hem beschouwen als den grondlegger der vele scheepsbouwwerven langs de benedenrivieren, daar b.v. voor hem werkten: aan de Noord: J. & K. Smit, Johs. Jonker, F. Kloos en C. van Duyvendijk; aan de Lek: Gebrs. B. Pot, Erven Jan Pot, Jan van Duyvendijk; aan de Nieuwe Maas: Gebrs. Pot; en aan den Hollandschen Ysel: Hoogendijk, Otto en Bakhuizen, meerendeels nog bestaande scheepswerven.
Tusschen 1830 en 1840 kocht hij zoo goed als alle buitengronden langs de oostzijde van de Noord onder Alblasserdam. In 1841 liet hij een bijzonder grooten houtzaagmolen bouwen. Kort daarop richtte hij met anderen een groote sleephelling op naast den Veerweg te Papendrecht, alsmede voor eigen rekening een werf te Zieriksee. In 1855 had hij aandeel in 196 schepen, meerendeels op zijne werf of onder zijn verantwoordelijkheid gebouwd.
Smit stelde belang in verschillende zaken buiten zijn vak. Zoo maakte hij een plan om de Rijzewaal onder Alblasserdam in te richten voor wintervluchthaven voor Rijnschepen. Ook nam hij proeven om de opbrengst der watermolens te vergrooten.
In 1858 brak eene stilstand in handel en scheepvaart uit. Het gevolg was, dat er kort na het overlijden van Smit een tijdelijk gebrek aan kasmiddelen was, terwijl er, om de werf gaande te houden, steeds geld moest zijn. Met de geldelijke hulp van den 80-jarigen Fop Smit kwamen de erfgenamen de moeilijkheden te boven.
Smit huwde 19 Mei 1811 Neeltje Tuytel, geb. 15 Aug. 1781, overl. 7 Mrt. 1858, bij wie hij een zoon en 6 dochters had.
Ramaer