[Smallegange, Mattheus]
SMALLEGANGE (Mattheus), zoon van Johan Smallegange (III 1185) en Soete Oostdijck, geb. te Goes 1 Jan. 1620, gest. aldaar in 1704. Hij verloor zijn vader reeds in 1628, maar schijnt een goede opvoeding te hebben genoten. Hij bezocht de latijnsche school te Goes en werd in 1638 te Utrecht als student ingeschreven. Hij was daar nog in het begin van 1647; echter schijnt hij in den tusschentijd in Frankrijk gereisd, misschien wel gestudeerd te hebben. Tot de promotie kwam hij evenwel niet; hij noemt zich later ook eenvoudig ‘rechtsgeleerde en historieschrijver.’ Een bepaald beroep heeft hij daarna en ook later blijkbaar niet uitgeoefend. Een groot gedeelte van het eerste stadhouderloos tijdvak woonde hij te Amsterdam. In het begin van 1660 werd hij wegens een door hem gepubliceerd gedicht op den jongen Willem III voor een jaar uit Amsterdam gebannen. Intusschen was hij reeds omstreeks 1660 te Goes in het lidmatenboek der gereformeerde gemeente ingeschreven. Na 1666 zal hij daar gewoonlijk hebben gewoond, hoewel hij ook wel te Middelburg voorkomt. Hij bleef ongehuwd.
Smallegange was blijkbaar maatschappelijk weinig bruikbaar; hij klaagt ook steeds over wederwaardigheden en tegenspoeden des levens. Hij was daarnaast een ijverig onderzoeker van historische bijzonderheden en een bezig verzamelaar van oudheden; daaraan offerde hij niet alleen zijn tijd en moeite, maar ook zijn geld op. Zijn eerste werk was Nederlands verquikking of d'ontwaeckte leeuw (Amsterdam, 1673, 1674, 2 dln. 4o.), waarin hij uiting gaf aan zijn vreugde over het herstel van het stadhouderschap. Daarna gaf hij de Geslacht-rekening der doorluchtigste vorsten van Nassau en Oraenjen ... sedert 682 tot 1675 (Amsterdam 1675, 8o.; 2e dr. aldaar 1690, 8o.). Dan publiceerde hij een Kaarte van den Nederlandschen adel (Amsterdam 1676), gevolgd door de Wapenen der steden en oud-adelijke geslachten in de magtige Republijk van Holland en Westvriesland meî de Verklaaringe (Amsterdam z.j. fol.) en de Beschrijving van den Zeelandschen adel, met wapenkaarten (z.p. en j.; herdr. achter de Cronyk van Zeeland). Voor deze uitgave genoot hij de ondersteuning der Staten van Zeeland, die hem om zijn historische werkzaamheden in 1685 een pensioen van ƒ 250. - toelegden.
Die toelage houdt natuurlijk verband met de voorbereiding van de uitgave van Smallegange's kroniek van Zeeland. De uitgave van dat groote werk werd zeer vertraagd doordat Smallegange de goedkeuring van verschillende autoriteiten ging vragen op het geschrevene en gedeeltelijk reeds gedrukte. In 1688 benoemden de Staten van Zeeland op zijn verzoek commissarissen-reviseurs van zijn werk. Niet alleen was enorme vertraging daarvan het gevolg, maar ook moesten telkens weer vellen worden overgezet, zoodat de bestaande exemplaren van den druk op allerlei punten van elkander afwijken. Dat heeft zelfs geleid tot het vermoeden, dat er meerdere drukken van de kroniek bestaan. Dat blijkt bij vergelijking evenwel niet het geval te zijn. Er bestaat slechts één uitgave van de Nieuwe cronijk van Zeeland. Eerste deel, vervattende de voor desen uitgegeven Cronyken van ... Jac. Eyndius en Joh. Reygersberg, veel vermeerdert ... Met vete kopere platen verciert (Middelburg 1696, fol.). In een