vaert, als mede een nieuwe stichtelijke bundel Vreugt- en Liefde-Sangen aan de Gemeinte J.C. binnen, en rondom in de buerten des kerspets van Eibergen. Neffens de misgeloovige misse, welk laatste stuk jaren later herdrukt werd in: Paepsche Sacramentsdag. Hier is bijgevoegt de mis-getoovige misse. Het eerste is nooit, van het tweede is maar een brok gedrukt geweest (Dev. 1701). Zijn meest bekende bundel verscheen in 1670: Eibergsche Sang-lust, of Geestelijke Liedekens, tot dienst der sang-lievende Gemeinte van
Eibergen, met lofdichten o.a. van Const. Huygens en H. Sweerts.
In het rampjaar 1672 werd Borculo opnieuw door de Munsterschen bezet. 20 Mei 1672 vluchtte S. opnieuw. Volgens een oud verhaal, nog lang in den Achterhoek in omloop, werd hij op zijn vlucht door een Roomsche geholpen. Tijdens deze tweede ballingschap nam hij eenigen tijd den dienst te Deventer waar en dichtte hij Jeremia's Klaeg-Liederen, op dicht- en sangmate, aan Justina van Nassau opgedragen. Met goedkeuring van zijn eibergsche gemeente nam hij in 1673 een beroep naar Rouveen aan. Hij kwam daar niet meer; in Dec. 1673 overleed hij te Zwolle ten huize van een zwager. Zijn Lyk-reden, aen de Gemeynte J.C. t' Eybergen Door hem selve, voor zijn dood, aldus in 't verborgen vaerdig gemaekt, werd na zijn dood uitgegeven. Zijn beide spreuken ‘Qui bene latuit, bene vixit’, en ‘Quanto secretius, tanto liberius’, zoo ook zijn overal voorkomend anagram: ‘Heer, suss lust my u will’, zijn teekenend voor zijn levensopvatting: heilige eenzaamheid verkoos hij boven het drukke levensgewoel, christelijke berusting gaf hem zijn geloof onder alles; door zijn vrome, eenvoudige liederen heeft hij zijn gemeente leeren zingen en eeuwen lang, tot diep in de 19e eeuw zelfs, heeft zijn poezie weerklank gevonden in de harten van vele geloovigen. Talloos vele malen werden zijn liederenbundels herdrukt; In 1839 verscheen er een verzamelde uitgaaf van ‘Met eene levensbeschrijving van den dichter uit aantekeningen van hem en zijn geslacht opgemaakt’, waarna er nog 4 ongedateerde drukken van verschenen.
Zijn Lof der Heilige Maagt Maria verwekte verzet van roomschen kant. In 1671 verscheen van P. Theophilus Adami een Eerescherm der allerheiligste Maagt, Moeder Godts ... tegen het gedichte Lof der H. Maagt Maria van W. Sluiter.
De bibliotheek van de Mij. der Ned. Letterkunde te Leiden bewaart 14 brieven van hem aan J. van Vollenhove, 1 aan een onbekende, de amsterdamsche bibliotheek bezit een gedicht in hs. uit het Album van Arn. Moonen, de Kon. Bibliotheek heeft een anagram op een los blaadje, waarschijnlijk uit een album amicorum gescheurd.
Er zijn eenige portretten van hem: ten voeten uit, voor 't open raam aan een tafel met boeken zittend, een aan den haard, door J. Luiken voorkomende in zijn Eensaem Huis-, Someren Winterleven, en een door B. de Bakker gegraveerd met 4-regelig onderschrift van R. Schutte.
Zie: Het Leeskabinet (Amst. 1864), 81-89; Geldersche Volksatmanak (1836), 150-159; J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederl. Letterk. II (Haarlem 1908), 305-310; H.W. Heuvel, Willem Stuyter van Eibergen (Eib. 1919); F. Muller, Beschrijvende catalogus van 7000 portretten (Amst. 1853), no. 4967; J.F.