[Seep, Claes of Zeep]
SEEP (Claes) of Zeep, dichter uit het midden der 17de eeuw. Poëzie van hem treft men o.a. aan in de liedboekjes Clioos Cytter (Amst. 1669) en Otipodrigo, bestaande in vrolyke gezangen, enz. (Amst. 1654); ook een puntdicht in het vriendenalbum van den rector Jacob Heiblocq (Farrago Latino- Belgica, Amst. 1662, p. 245). Hij woonde blijkbaar te Amsterdam en hoorde daar tot de ‘Bendt der Dighteren’ die onder leiding van den herbergier Jan Soet in ‘de Soete Rust’ bijeenkwam om zich in de dichtkunst te oefenen. De bekende bundel Parnassus aan 't IJ, of Konst-schoole ter deugd (Amst. 1663, p. 3) heeft Seep's dichterlijk antwoord op de eerst gestelde vraag, een gedichtje onderteekend met de spreuk; ‘Ick leef in de bladeren.’ Misschien was hij ook lid van Krul's Amsteldamsche Musyckkamer ‘Je blijft in eelen doen’, bekend met hem was hij zeker. (G. Morre, J.H. Krul, 1894, p. 74). In Tengnagel's dichterlijst (Amsterdamsche Lindebladen, Amst. 1639) wordt ook Seep vermeld. Heeft misschien op hem betrekking het gedicht van R. Anslo. De Bruiloft van Nikolaas Seep en Elizabeth Sloot, te Weesp, den 22 van Grasmaandt 1646, vereenigt (in: Apollos Harp, Amst. 1658, p. 289)?
Ruys