[Schoenmakers, Johannes]
SCHOENMAKERS (Johannes), geb. te Dordrecht 1 Nov. 1755, overl. aldaar 4 Juni 1842, was de zoon van Pieter Schoenmakers en Agnita van Dongen. Hij werd opgeleid tot goud- en zilversmid, en leerde teekenen onder leiding van Wouter Uitterlimmige. Door den omgang met dordtsche schilders als van Strij, Versteeg, Hofman en anderen begon hij zich op hun raad op het schilderen toe te leggen, voornamelijk van stadsgezichten, waarin hij uitnemend slaagde, en veel naam verwierf. Zijn werk vond een plaats in verschillende beroemde kunstkabinetten en musea. Hij behoorde tot de eerste leden van het teekengenootschap Pictura te Dordrecht, waarvan hij in 1831 tot lid van verdienste werd benoemd. Ook was hij lid der Kon. Academie van Beeldende kunsten te Amsterdam.
Behalve aan de schilderkunst deed Schoenmakers ook aan de etskunst, waarvan in de Gedichten van Dirk Kuipers eenige proeven voorkomen.
Zie: van Eynden en van der Willigen, III, 76; Immerzeel, III, 73; Kramm, 1482.
van Dalen