Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[Schmidt, Smith, Smit Fabricius Wilhelmus]

SCHMIDT (Smith, Smit) (Fabricius Wilhelmus), geb. te Nijmegen omstreeks 1553, overl. 7 Mrt. 1628 te Leuven, waar hij zijne filosofische en theologische studiën had gedaan, was eenigen tijd leeraar der filosofie in het Kasteel omstr. 1585. 31 Aug. 1594 behaalde hij den doctorstitel in de godgeleerdheid. Andr. Valerius geeft hem den titel van professor en na hem Coppens, Schutjes en anderen. Hij heeft nooit geleeraard aan de universiteit, doch zooals de meeste doctoren S.Th. voerde hij den titel van professor, en werd gerekend onder de doctores-regentes. 5 Nov. 1596 werd hij bekleed met het ambt van censor librorum, waaraan een kanunnikdij van den eersten rang in de St. Pieterskerk verbonden was. 1598 aangesteld tot president van het slechts enkele jaren te voren gestichte kollege van Craendonk, ging hij nog hetzelfde jaar over naar het kollege Houterlee. Dit kollege, gedurende twintig jaar verlaten, werd door zijne provisores vernieuwd, en Schmidt tot president benoemd. Hij bestuurde het tot ongeveer December 1603, toen hij het presidentschap van het klein kollege van den H. Geest op zich nam. Sinds 22 Dec. 1601 was hij opgenomen in den raad der universiteit. Door de verheffing van Jacobus v.d. Burcht tot bisschop van Roermond kwam hij in diens plaats, 1611, aan het hoofd van het groot kollege van den H. Geest. 1605 genoot hij de eer, als rector magnificus de universiteit te besturen. 1625 verkreeg hij het dekenschap van St. Pieter en het volgend jaar koos men hem tot conservator der privilegiën der universiteit in plaats van den overl. abt van St. Gertruide. Onvoorzien, na het bijwonen van een predikatie op het feest van St. Thomas in de Dominikanerkerk, werd hij door een zware beroerte getroffen en overleed 75 jaar oud. Hij liet, zijne familiegoederen uitgezonderd, al zijn bezit besteden aan het stichten van 7 studiebeursen voor inboorlingen van Nijmegen en omstreken, welke 1875 nog 599 frcs. opbrachten. Een grafschrift, zooals Coppens beweert,

[p. 693]

werd niet voor hem gemaakt. De kanunnik van St. Pieter L. Medard stelde een zoogenaamd elogium op, dat men vindt bij Foppens, Bibl. Belgica I, 401 en Paquot, die ook de beide geleerde werken door Schmidt uitgegeven vermelden. Het eerste is een verklaring op een werk van den H. Leo den Groote, uitgeg. te Leuven 1600. Het tweede zonder naam van den schrijver gedrukt 1627, is een strijdschrift tegen eenige professoren der parijsche universiteit. Dezen hadden het werk veroordeeld van den Jezuïet P. Santarelli, waarin hij de rechten van den Paus verdedigde, en het parlement van Parijs, dat het boek geboden had te verbranden 1626, in het gelijk gesteld. Schmidt kwam op tegen de censuur der Sorbonne en verdedigde de stellingen van P. Santarelli, volgens de gevoelens en overtuiging van alle rechtzinnige katholieken.

Zie: Val. Andreas, Fasti accademici (Lov. 1650) 46, 61, 71, 131, 132, 289, 295; Analeetes Hist. Eccl. Belg. XVII (1881), 171, 194, 238; XVIII (1882), 76, 268; XX (1886), 181; XXIX (1902), 107; Paquot, Mémoires Litt. IX 271-274; C. Sommervogel, Biblioth. de la Comp. de Jésus VII, 580-582.

Fruytier