| |
[Rythovius, Riethovius Martinus]
RYTHOVIUS Riethovius (Martinus), eigenlijk Bauwens genaamd, eerste bisschop van Yperen, geb. te Riethoven in Noord-Brabant 1511, overleed te Sint-Omer 9 October 1583. Hij kwam ter wereld op het gehucht Walek; nog wordt in de plaats zijner geboorte aangewezen, waar zijne woning stond. Vandaar, dat hij ook bijgenaamd wordt Waelik, en Valerius Andreas zegt, waarschijnlijk verkeerd, ‘cognomento Valck’ Fasti academici, 113). Hij was de oudste zoon der negen kinderen van Boudewyn Bouwens en Luitgard. De familienaam zijner moeder is niet bekend. De stamboom zijner vier broeders en vier zusters is nog te Riethoven; allen waren gehuwd en met kinderen gezegend. Waar Martinius zijne latijnsche klassen volbracht, is niet vermeld; 1531 begon hij de studie der filosofie in de pedagogie de Valck aan de universiteit te Leuven. Twee jaar later behaalde hij onder
| |
| |
107 filosofen de tweede plaats (Analectes II, 1865) 307; 1535-45 trad Martinus op in de Valck als professor der filosofie. 5 Jan. 1536 werd hij aangenomen bij den raad der faculteit. 1543-45 ziet men hem meermalen onder de ‘tentatores licentiandorum’ en onder de ‘examinatores.’ Analectes XXI (1888) 21, 113. Intusschen voltooide hij zijne theologische studie en ontving de priesterwijding. 1550 behaalde hij met glans den graad van licentiaat in de godgeleerdheid. In dien tijd stichtte de kardinaal Otto Truchess, bisschop van Augsburg, het theologisch kollege St. Hieronymus te Dillingen als voorbereiding voor een universiteit en wendde zich tot de leuvensche hoogeschool om enkele bekwame leeraren. De vice-kanselier Ruard Tapper beval de twee Noord-Brabanders, Martinus Bauwens van Riethoven en Corn. Herlenius van Roosendaal aan. Rythovius en Herlenius vertrokken naar Duitschland 1550 en gaven de lessen te Dillingen tot 1552, toen de oorlog tusschen Karel V en Maurits van Saksen hen dwong weer te keeren. De onveiligheid der Rijnstreek belette hun vooreerst den tocht naar het Vaderland. Zij weken naar Lanshüt, daarna naar Frisach, keerden weer naar Dillingen, om eindelijk naar Leuven te vertrekken, belovend weer te keeren, zoodra zij geroepen zouden worden. Rythovius zou niet meer naar Dillingen terugkeeren. Toen de universiteit door den kardinaal met toestemming van den Paus was ingericht, zond hij zijn secretaris naar Brussel om bevestiging der privilegiën van den keizer te verkrijgen en tevens om eenige leuvensche professoren uit te noodigen te Dillingen als leeraar op te treden. Lindanus van Dordrecht, Galenus van Westkappel in Zeeland, en Herlenius konden aan den oproep gehoor geven. Rythovius,
hoezeer de kardinaal aandrong, kon geen toestemming der theologische faculteit verkrijgen om te vertrekken (H. Specht, Geschichte der ehemaligen Universität Dillingen). Intusschen gaf Rythovius met zijn vriend en studiegenoot J. Hessels de lessen aan de theologanten der norbertijnerabdij te Park. Zijn tractatus de controversis fidei, welke hij dicteerde, is, jammer genoeg, niet gedrukt. Volgens Schutjes was hij sinds 1553 reeds professor te Leuven, zeker leeraarde hij, vóór het behalen van den doctorsgraad. Hij werd met Hessels toegelaten om den doctorstitel te behalen 31 Aug. 1555. Ter oorzake van hunne verdachte leerstellingen werden zij eerst 19 Mei 1556 gepromoveerd. (De Jongh, L' Ancienne faculté de théologie de Louvain (Louv. 1911) 61. De theologische faculteit gaf hun de ernstige vermaning, dat zij zich zouden onthouden van in hunne lessen of openbare vertoogen en overal van leerstellingen te verkondigen of te steunen die indruischten tegen de oude leer der faculteit, zoodat men kon meenen, dat zij niet overeenstemden met de andere leeraren (Fasti acad. 113). Ondersteunden zij de later door Rome veroordeelde stellingen van Bajus, hun collega, welke zulk een invloed zouden uitoefenen op de nederlandsche godgeleerden? Zeker is het, dat Rythovius later een der grootste tegenstanders van Bajus' leer was. Hoog werd Rythovius geacht, wat blijkt uit zijne benoeming tot president van het kollege der theoganten, Aug. 1556. Hij werd ook gewoon professor der godgeleerdheid en deed afstand van zijn kanunnikdij in St. Jacob om bezit te nemen der prebende van St. Pieter, verbonden aan zijn leerstoel. Met Sonnius, den H. Petrus Canisins en eenige anderen werd Rythovius naar Worms
gezonden als afgevaardigden om tot overeenstemming of toenadering met
| |
| |
de hervormden te komen, eveneens aldaar bijeengeroepen. Heel de bijeenkomst, geopend 11 Sept. 1557, leidde tot geen resultaat. Melanchton, alvorens Worms te verlaten, kon niet nalaten zijn bewondering uit te drukken over de nederlandsche geleerden, bijzonder over Rythovius. Deze, begin Dec. wedergekeerd, werd in Februari daaropvolgend voor dat half jaar tot rector magnificus gekozen der universiteit. 7 Maart 1559 verliet hij, benoemd tot deken van St. Pieter en vicekanselier der universiteit, het bestuur van het kollege van den H. Geest. Wegens de voortdurende afwezigheid van den proost-kanselier zat hij steeds de bijzondere plechtigheden der universiteit voor. Koning Philips II benoemde hem bij de oprichting der nieuwe bisdommen tot eersten bisschop van Yperen, hoewel Viglius den koning geraden had hem te bestemmen voor den zetel van Antwerpen. Rythovius nam met tegenzin deze waardigheid aan. Hij had meer neiging naar een vreedzaam leven en had er zelfs over gedacht Karthuiser te worden. Paus Pius IV bevestigde zijne benoeming 10 Mrt 1561. In Yperen en omstreken, heel de Vlaamsche zeekust, was de leer van Luther, Calvijn en der Wederdoopers verspreid. Vandaar, dat de instelling van den nieuwen bisschop bespoedigd werd. 18 Oct. 1561 nam zijn procureur, Joh. Gerardi in zijn naam bezit van het bisdom. 2 Nov. 1561 niet 1562, zooals bijna alle schrijvers, diende de aartsbisschop Granvelle, bijgestaan door Sonnius en Richardot, bisschop van Atrecht, aan Rythovius de bisschopswijding toe in de St. Gudule te Brussel. Op het feest van St. Martinus 11 Nov. deed de nieuwe bisschop Martinus zijnen plechtigen intocht in de St. Maartenskathedraal. De ontvangst van den bisschop was de schitterendste en de meest blijde van alle der nieuwe bisschoppen. Yperen had reeds
lang, sinds de bisschopstad Therouane 1551 door keizer Karel geheel verwoest was, vele pogingen aangewend om een bisschop te verkrijgen. De kanunniken van St. Maarten, geseculariseerd, verzetten zich niet, zooals de machtige abdijen met hunnen aanhang in de andere bisdommen. Een gedeelte der kanunniken van Therouane (de niet Franschen) kwamen over naar Yperen. Toch bezorgden de organisatie van het nieuwe diocees, de instelling der kanunniken en ambtenaren den nieuwen bisschop veel kommer en arbeid, en ook eenige tegenwerking van de zijde der kanunniken van Therouane verblijvend te St. Omer. 3 Maart 1563 vroeg de landvoogdes Rythovius om zich zonder uitstel naar het Concilie te Trente te begeven met de bisschoppen van Atrecht en Namen en de godgeleerden van Leuven, Mich. Bajus, Jan Hessels en Corn. Jansenius van Hulst. Zij kwamen 21 Juni te Trente aan en woonden de drie laatste zittingen bij, 23-25. Hun invloed op den gang der zaken en de besluiten was groot. Rythovius meening over de geheime huwelijken en de huwelijken zonder toestemming der ouders vindt men bij Sfortia Pallavicinius, Vera historia Conc. Trid. L. 22 Cap 4. II 224. (ed. J.B. Giatino Antv. 1673) Rythovius was onder de commissarissen gekozen om de decreten over de leer des vagevuurs te bepalen. Hij pleitte ook met goed gevolg voor het behoud der privilegiën van de universiteit te Leuven. De nederlandsche afgevaardigden, na schitterend de eer van hun land en episcopaat te hebben opgehouden, verlieten half December Trente. Rythovius kwam terug te Yperen 7 Feb. 1564. Hij stelde een memorie op voor de landvoogdes, waarin hij er op aandrong de besluiten van het Concilie zonder eenig
| |
| |
voorbehoud zoo spoedig mogelijk af te kondigen. Toen de landvoogdes het besluit der afkondiging gaf, draalde de bisschop niet langer om deze af te kondigen en toe te passen in zijn diocees. Rythovius was de eerste nederlandsche bisschop, die in zijn diocees een seminarie oprichtte bij zijn kathedraal 1565.
Gedurende zijn geheel episcopaat was zijn streven, herstel en nieuw leven te brengen in de vervallen katholieke instellingen. Hij bezocht geheel zijn diocees. Hij was een welbespraakt redenaar en wist zijne toehoorders te boeien, en tot nadenken te brengen. Vele afgedwaalden bracht hij tot hunne plichten terug, ontelbare bekeeringen van protestanten werden door hem bewerkt, vandaar een groote tegenstand der hervormden. Philips II had Rythovius aangewezen als het voornaamste lid der bijzondere commissie, welke de landvoogdes moest samenstellen om raad te geven over de maatregelen ter beteugeling en bestraffing der Gereformeerden. Rythovius met de godgeleerden Jansenius van Hulst, Josse Ravestein, met de presidenten van den raad van Vlaanderen, Utrecht en Brabant en de bisschoppen kwamen 8 Juni 1565 ten beraad bijeen te Brussel. Hun raad aan den koning van verzachting in het toepassen der straffen werd verworpen. Met het jaar 1566 begon voor Rythovius een weg van smart, lijden, en vervolging. Toen de beeldenstorm losbrak, bevond hij zich te Yperen. De geuzen waren den laatsten tijd overmoediger geworden; toen men te Yperen het ergste vreesde, bad men den bisschop de stad te verlaten. Egmond, de gouverneur van Vlaanderen, vertoefde in de stad. Dringend verzocht men hem te blijven. Toch verliet hij Yperen, en evenals te Antwerpen waar Oranje vertrok, zoo was dit ook te Yperen als een sein voor de beeldstormers, die alles in kerken en kloosters van Yperens diocees vernielden en plunderden, 15 en 16 Aug. De bisschop had een toevlucht gevonden bij een touwslager, terwijl de geuzen zijne woning binnenvielen en hunne razernij koelden aan zijn bibliotheek, die totaal vernield werd. Ten laatste verliet hij de stad om in den omtrek te verblijven. 28 Aug. was hij reeds
weergekeerd en 1 Sept. begon hij opnieuw te prediken in de kathedraal. 1567 en 1568 had de bisschop, behalve de schenderijen in vele kerken, den dood te betreuren van een 12-tal zijner priesters door de water- of boschgeuzen na de wreedste martelingen ter dood gebracht. 4 Juni 1568 ontving de bisschop het uitdrukkelijk bevel van den hertog van Alva onverwijld bij hem te Brussel komen. Laat in den avond van den volgenden dag ontving hem de hertog en beval hem, den graaf van Egmond, bekend te maken met zijn doodvonnis, dat den volgenden dag zou voltrokken worden en hem voor te bereiden. De bisschop wierp zich aan de voeten van den hertog en smeekte om genade voor den graaf, die zijn vriend was, of ten minste om uitstel. Barsch antwoordde de hertog ‘Messire d'Ypres, ik heb U hier geroepen, niet om het vonnis te doen veranderen of uit te stellen, niet om uw raad te hooren, maar enkel alleen om den schuldige te helpen sterven’. Geheel terneergeslagen begaf de bisschop zich naar het Broodhuis, waar hij den graaf, het was bijna middernacht, uit een diepen slaap moest wekken, om hem de schrikkelijke tijding mede te deelen. Hij wist hem moed in te spreken, hoorde zijne biecht, overlegde met hem een schrijven aan zijne vrouw en zijne twaalf kinderen, en aan den koning om vergiffenis en aanbeveling voor zijne dierbaren. Vroeg in den morgen droeg de bisschop de H. Mis op, waar- | |
| |
onder de graaf communiceerde; hij begeleidde hem, na zich belast te hebben met zijne brieven en laatste aanbevelingen tot op het schavot, dat de graaf beklom, verzoend met zijn lot, zonder wrok of haat; als een waar katholiek ging hij, bijgestaan door den bisschop, den dood te gemoet. De beul sloeg met zooveel overhaasting toe, dat het bloed op het kleed van den bisschop spatte.
(Zie uitvoerig: Namèche, Cours d'histoire nationale XIV 430-443 en de talrijk aangehaalde schrijvers aldaar en d. III kol. 358). Ten onrechte melden vele schrijvers, dat bisschop Rythoven ook den graaf van Hoorne voorbereidde. Deze werd in zijne laatste uren bijgestaan door den pastoor van la Chapelle, Ghislain de Vroede.
Diep geschokt begaf bisschop Rythovius zich aanstonds naar Leuven, waar hij aan den rector, den lateren bisschop van Leeuwarden, Cunerus Petri, zijn vreeselijk wedervaren verhaalde. Een omstandig verslag van dit verhaal werd door den leuvenschen professor, Thom. Stapleton, naar Douai, in een bewaard gebleven brief, geschreven. Trouw bewaarde de bisschop de met bloed bevlekte toog en den ring, een geschenk van koning Philips, hem in de laatste oogenblikken door den graaf van Egmond geschonken. 9 Juni was de bisschop in Brussel weergekeerd en zond den schoonen brief van Egmond aan den koning, vergezeld van een schrijven om den koning te bidden de laatste bede van den graaf voor zijne ongelukkige vrouw en arme kinderen te verhooren. Rythovius was de leider, de ziel van de beide provinciale concilies te Mechelen 1570 en 1574.
Zie: Synodicon belgicum uitgegeven door de Ram. I 29-228. Op dit concilie gaf Rythovius duidelijke bewijzen van zijn afkeer voor de dwalingen van Bajus, wiens veroordeeling het concilie in de universiteit te Leuven deed afkondigen. Toen deze afkondiging opspraak verwekte, gaf Rythovius met Jansenius van Hulst, bisschop van Gent, een brief uit, 23 December 1570, waarbij zij getuigden, dat deze afkondiging op uitdrukkelijk bevel der vereenigde bisschoppen was geschied. In zijn eigen bisdom ijverde hij voor het houden van de jaarlijksche synode, welke sinds 1564 plaats had. 1577 deed hij de statuten van de synode, dat jaar gehouden, drukken in zijn eigen drukkerij, te zijnen huize. Het is de eenigste druk, die bekend is van de drukkerij van zijn bisschoppelijk paleis. Als lid der Staten van Vlaanderen komt Rythovius nog meermalen voor in de politieke geschiedenis van dien tijd. Hij schreef Alva, doch te vergeefs om hem te bewegen de belasting van den tienden penning af te schaffen. 12 Jan. 1572 ging hij persoonlijk met de afgevaardigden van Vlaanderen pleiten bij den gevreesden hertog, en wendde zich ten slotte met de andere bisschoppen tot den koning. 24 Mrt. 26 Juli werd zij afgeschaft. 13 Mei 1573 ging een nieuwe klaagbrief van Rythovius en den bisschop van Atrecht over de wreedheden der Spanjaarden en Alva te Mechelen, Naarden enz. naar den koning. Rythovius raadde den opvolger van Alva toegevendheid aan ten opzichte der Calvinisten in Holland en Zeeland. Steeds verdedigde Rythovius in de Staten van Vlaanderen, toen de Orangisten de overhand verkregen, op krachtdadige wijze de rechten van Kerk, land en Vorst. Ten laatste, omdat hij zich bleef verzetten tegen de benoeming van Oranje als ruwaard van Vlaanderen, werd hij 30 Oct. door een schandigen
staatsgreep met alle tegenstanders te Gent gevangen genomen, tijdens de Statenvergadering bijeengeroepen 24 Oct. 1577. (Namèche, Cours d'hist. Nationale XVIII 141, en aangehaalde schrijvers; Blok, Gesch. Neerl. Volk (1 ed.)
| |
| |
III, 199; Nuyens, Gesch. der nederl. beroerten III, 181 299). Vier jaar bleef hij met den bisschop van Brugge gevangen. Een poging ter ontvluchting, 15 Juni 1570, gelukte niet; de bisschoppen werden opnieuw gevangen; de meeste edelen echter ontsnapten. Laf werden de gevangenen Jac. Hessels en Joh. de Visschere vermoord en ook meermalen dreigde men de bisschoppen met den dood. 14 Aug. 1581 werden zij uitgewisseld tegen Burchard Hembyze en een predikant.
Rythovius vond Yperen en bijna geheel zijn bisdom in de macht der Calvinisten, die van Gent uit een schrikbewind voerden over geheel Vlaanderen en met geweld en bloedige vervolging de Katholieken onderdrukten. 27 Maart 1582 hernam hij het bestuur van zijn bisdom en herwijdde vele kerken en altaren van die plaatsen, die door Parma onder het gezag des konings werden teruggebracht. Juni 1583 vestigde hij zich te Rijssel met zijne huisgenooten, zijn secretaris Gerard Petri van Steensel. Adrianus van Zeeland van Vessem, zijn zegelbewaarder en Willem Goossens, zoon van zijn zuster Lijncken, gewoon clericus. 12 Aug. begaf hij zich naar Veurne, herwijdde de kerken ook in de omstreken, diende de sacramenten toe vooral aan de pestlijders, welke ziekte hevig uitbrak in die streken, waar nog weinig priesters waren. Toen Bergues St. Winoc aan Parma was overgegaan, begaf de bisschop er zich heen om de kerken te wijden en troost te brengen aan de ongelukkigen. Hij voelde zich op eens onwel, vertrok 4 Oct. naar St. Omer, waar zijn neef, die in de geneeskunde gestudeerd had, bevond, dat hij door de pestziekte was aangetast. Kalm vernam de bisschop deze tijding; hij werd opgenomen in het gasthuis der grijze zusters, belast met de zorg der pestlijders en overleed, geheel voorbereid, 9 Oct. 1583. Zijn lijk werd te St. Omer begraven. In Yperen, dat eerst 7 April 1584 aan Parma kwam, werd 3 Juli een plechtige uitvaart voor den bisschop gehouden. 1604 wendde men pogingen aan om zijne overblijfselen naar Yperen te brengen. Eerst 1607 na vele onderhandelingen lukte dit aan Boudewijn, neef van den bisschop, deken van Cassel. 11 November werd het gebeente van Rythovins bijgezet in de kathedraal te Yperen in een prachtige marmeren graftombe, waarop het beeld van den bisschop in liggende houding
gebeiteld door den kunstenaar Urb. Taillebert. De oorlog van 1914, die Yperen geheel verwoestte, vernieldde natuurlijk met de kathedraal de tombe van Rythovius, een der grootste bisschoppen der Nederlanden. Zijne bezittingen had de bisschop bestemd voor zijn seminarie en het stichten van studiebeurzen. Hij stichtte voor Riethoven en verschillende
| |
| |
omliggende plaatsen een rente, waarvan aan ieder kind, dat het Onze Vader, Wees gegroet, Geloof, Tien en Vijf geboden en Akten kon bidden met Kerstmis en Paschen een koek gegeven moest worden. De rente te Riethoven brengt nog 3,75 gld. op en jaarlijks met Pinksteren worden aan de kinderen koeken gegeven. Hij stichtte ook een rente voor de schoolkinderen, afstammelingen zijner familie te Riethoven en omtrek, welke tot 1914 nog 100 gld. opbracht, doch thans wegens den oorlog renteloos is geworden. Van de theologische werken van Rythovius is niets gedrukt of bewaard gebleven. De Ram gaf uit in: Bulletins de la commission Royale d'histoire, 1e sér. XIV 6 en vv. Scriptum D. Rythovii Episcopi Yprensis de Pacificatione Gandensi. A.v.d. Peereboom drukte af in zijn Ypriana (Brug. 1878-83) VI. Statuta et ordinationes ecclesiae cathedralis Yprensis. 1576 gaf bisschop Rythovius te Parijs uit: Manuale pastorum ad usum dioecesi Yprensis. Zijn openingsrede van het provinciaal concilie 1574, eveneens een paar brieven vindt men in het vermelde Synodicon Belgicum I, 183-192, Oratio Martini Ep. Iprensis; Jud. le Plat. geeft in Monumentorum concilii Tridentini ampl. collectio (Lov. 1787) VII 46-49. Lettre de M. Rithovius ev. d'Ipres à la gouvernante des Pays Bas sur la reception du concilie de Trente.
Het geschilderd portret van den bisschop wordt bewaard met de andere portretten van de bisschoppen van Yperen in het seminarie te Brugge. Te Riethoven bezit de kerk nog een levensgroot portret van den bisschop met opschrift, wapen en devies: Adesse festinant tempora. Sanderus, Flandria illustr. II, 298 ed. 1732 geeft een portret in kopergravnur, een weinig afwijkend van de gravuur, in A. Miraeus, Illustrium Belg. Scriptorum icones et elogia (Antv. 1608) 15; Foppens, Biblioth. Script. II, 848 geeft dezelfde gravuur als Miraeus met onderschrift van Sanderus. Prent ook door Ph. Galle. Een uitvoerige levensbeschrijving werd uitgegeven door Adolphe Iweins Esquisse hist. et biographique sur Rythovius premier évîque d' Ypres in: Annales Soc. d'Emulation de la Flandre (Bruges), 2e serie XI (1859), 147-262, en aangevuld door de Biographie nationale Belge XX (1910) 725-764. Ook P. Claessens schreef een beknopt leven van den Yperschen bisschop: Esquisse biographique de deux évêques belges au 16e siècte in Annuaire de l'université de Louvain.
Zie: G. de Meester, Historia episcopatus Iprensis ex autographis (Brug. 1851) Schutjes, Gesch. bisd. 's Bosch V, 619-621; Wetzer und Welte's Kirchenlexikon (2 ed.) (Freib. 1897) 1423; Hurter, Nomenclator (2 ed) I, 51.
Fruytier |
|