armden braziliaanschen predikant Dionysius a Piscarreto opgedragen. Bekend is zijn naam gebleven door zijn pennestrijd met den kerkhistoricus G. Brandt, wiens arminiaansche dwalingen, in zijn Historie der Reformatie verkondigd, hij trachtte te weerleggen met zijn geschriftje: G. Brandts Stoute Geveynstheyt en tiefdeloose geest vertoont in sijn Boeck genaemt de Historie der Reformatie, en ontdeckt door H.R. (Amst. 1675, nieuwe uitg. in 1676). Hoe fel en hartstochtelijk hij zijn vijand aanviel, hij roemde toch taal en sierlijkheid van diens stijl. Brandt liet er op volgen een Verantwoording, ter saecke van syne Historie der Reformatie (Amst. 1675), waarna Rulaeus opnieuw tegen hem te velde trok in zijn: H. Ruyls
Verdedinge van de waerheydt sijner beschuldigingen, tegen de Historie der Reformatie van G. Brandt (Amst. 1676). Reeds in 1661 had hij van zich doen spreken: uit de Resolutiën van den amsterdamschen raad van 7 Jan. 1661 blijkt dat hij, die met Ds. Wittewrongel één lijn trok, de beroeping wist door te drijven van zijn geestverwant Ds. Broverus van Enkhuizen, zeer tegen den zin van Burgemeesteren, die dan ook weigerden dit beroep te approbeeren, waarna Ds. la Mair van Rotterdam beroepen werd. In 1677 gaf hij een leerrede uit, 3 Maart 1677 gehouden na het sneuvelen van de Ruyter en aan diens weduwe opgedragen: Zions Rouw- Klage over de doodt van .... Michiel de Ruyler .... uytgestort omtrent den tijdt sijner heerlicker Begraeffenisse binnen Amst. 3 Maert 1677 over 2 Sam. 1: 19 (Amst. 1677). In den 17e eeuwschen bundel Hollantsche Parnas (Amst. 1660) komen van H.F. Waterloos verschillende gedichtjes voor op de afbeeldingen der rechtzinnige leeraars te Amsterdam; daaronder is er ook een op Rulaeus' portret.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III (1856) i.v.; W.P.C. Knuttel, Catalogus van de Pamfletten-verzameling in de Kon. Bibl. II, nos. 11358, 11478, 11479, 11480, 11495; H. Bontemantel, De Regeeringe van Amsterdam I ('s Grav. 1897) p. 136; Acta der Particuliere Synoden van Zuid- Holland uitgeg. d.W.P.C. Knuttel I, 493, III, 346, 386, 395, 409, 467.
Ruys