zij een woning in de Pontsteeg, die bij acte van 31 Jan. 1391 den Broeders van Heer-Florenshuis werd afgestaan in ruil tegen een hunner kleinere minder geschikte perceelen in de Engestraat. In den trant van Gerrit de Groote's bekende stichting richtte zij haar nieuw huis in tot een soort zusterhuis, waar in 1398 kwam inwonen haar geestverwante Jutte van Ahuis, gewezen abdis van Vreden. Spoedig verlangden beide adellijke vrouwen plaatsing in Meester-Geertshuis zelf. Zij spraken er over met den rector Johannes Brinckerinck, die meedeelde, dat zij volgens de statuten van het Huis niet mochten opgenomen worden, doch dat hij persoonlijk - om aan haar en anderer wenschen tegemoet te komen - het plan had te Diepenveen een klooster te stichten, waar opneming van weduwen en aanzienlijken geen beletsel zou wezen. Reeds Juni 1400 begon hij den bouw. Zwedera hielp krachtig mede en schonk haar jaarlijksch inkomen van driehonderd gulden: ‘iohan brinckerinck ende sie’ - meldt een der bronnen - ‘sijn fonderes (stichters) deses cloesters’. Wanneer de Vrouwe van Runen in het klooster gekomen is, staat niet vast; zij kwam tegelijk met de Vrouwe van Vreden, toen het er nog armoedig gesteld was, in ieder geval vóór 14 Febr. 1401. Ruim zes jaar mocht Zwedera te Diepenveen wonen: de inkleeding der eerste twaalf zusters op 21 Jan. 1408 heeft zij niet beleefd. Bij testament van 18 Mei 1402 had zij al haar goederen ten behoeve van de Diepenveensche nonnen vermaakt. Kloosterlinge zijnde werd zij, de vroeger in weelde opgevoede, geprezen: om haar mildheid jegens behoeftigen, haar gehoorzaamheid, haar volgen van Christus in armoede en ootmoedigheid als het uitgangspunt aller deugden (‘grondootmoedig’ heet zij zelfs; verg. J.G.R.
Acquoy, Het klooster te Windesheim I, 181, aant. 6; II, 285). Van Zwedera van Runen bezitten wij enkele ‘goede punten’ (devota exercitia); korte spreuken, ‘hare schilden’, die zij òf zelve uitgedacht had of ontleend aan de kloosterbibliotheek, welker boeken zij bewaarde en ‘de schatten van Diepenveen’ placht te noemen. Als Zwedera's neven komen voor Wijnald van Arnhem en Zweder van Rechteren.
Zie: W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), passim; de voornaamste bronnen worden opgegeven blz. 24, aant. 2. Populair-wetenschappelijk: J.S. van Veen, Zwedera van Rechteren, Vrouwe van Ruinen (in den Nieuwen Drentschen Volksalmanak van 1901).
Brinkerink