ning der universiteit. Waarschijnlijk was hij afkomstig van het Zeeuwsche dorp Renesse; omdat hij ook Boestenswene beoosten het Zwin genaamd werd, kan men moeilijk aannemen, dat hij tot adellijke familie Renesse behoorde. Hij werd gekozen als eerste deken der faculteit van de filosofie (artium) 7 Sept. 1426, en werd nogmaals gekozen 1428. Hij trad op als professor tot 1432, sinds dien tijd vindt men hem niet meer vermeld. 1430 had hij moeilijkheden met de professoren Nicolaus de Valkenisse en Henricus Wellens, omdat hij in zijn huis studenten had opgenomen, die eerst bij hen hadden gewoond. Hij werd door de faculteit in het ongelijk gesteld en op zijn aanvraag werd hem de gunst als regens op te treden dat jaar geweigerd, zoodat hij dat jaar als lector is ingeschreven. Als professor genoot hij jaarlijks een traktement van 30 gulden. Door het leergeld der studenten, en de opbrengst van het geen hij verdiende met dezen in zijne woning op te nemen, moest hij in zijn onderhoud voorzien.
Zie: Analectes Hist. Eccl. Belg. XXIV (1893) 78; XXX (1903) 7-16, 195, 199, 201-208. 266-267.
Fruytier