[Perponcher, Ferdinand]
PERPONCHER (Ferdinand, ridder de), geb. 15 Juni 1610, was de 2e zoon van Isaac (die volgt) en Anna van Sedlnitzky. Als peet van zijn oom, den eenigen broeder zijner moeder, erfde hij, na diens overlijden in 1617 titels, naam en wapen van die familie, zoodat hij zich sinds dien tijd noemde F. de Perponcher, graaf van Sedlnitzky, heer van Choltitz, Füllstein enz. Meermalen komt hij alleen onder den naam Sedlnitzky voor, ter onderscheiding van zijn ouderen broeder Pieter, die veelal Perponcher, en van zijn jongeren broeder Willem, die Maisonneuve genoemd werd.
In de aanbeveling voor zijne latere benoeming tot kolonel wordt o.a. vermeld, dat hij zich sinds 1643 in Staatschen dienst bevond, verder: ‘heeft mede onder de vrijwillighe swemmers geweest onder de La Cappellen ende voor de belegeringe van Sas en Hulst, in 't jaar 1646 als vendrich nae Brasil gegaen en aldaer geweest in de bataille van Garapes (bij den berg Guarapes, waar de Hollandsche generaal Schkoppe of Schuppen door de Portugeezen onder Barreto en Vieira in April 1648 verslagen werd) en oock in verscheyde andre occasiën’. Hierdoor wordt vrij wel het verhaal van van der Baan teniet gedaan (a.w. 568), dat de prins van Oranje hem in 1647 zijne compagnie zou ontnomen hebben, omdat hij zijn kolonel zou hebben uitgedaagd. Hoe dit zij, 16 April 1651 trad hij te Goes in het huwelijk met Anna Maria van Watervliet (overl. 1670), dr. van Cornelis, heer van 's Heer Hendrikskinderen, schepen en burgemeester van Goes (1591-1636) en van Anna van Liere. Door dit huwelijk kreeg het geslacht Perponcher aanvankelijk deel in de ambachts-heerlijkheid van Wolfaartsdijk. Ferdinand schijnt toen in Goes gevestigd te zijn geweest, want van 1657-1659 had hij als schepen aldaar zitting in de regeering.
In 1665, bij de lichting van nieuwe regimenten, werd hij als kolonel van een daarvan aangesteld; in Februari van dat jaar bemachtigde hij Wouw. In Februari 1672 staat hij aan het hoofd van een nieuw geworven regiment, ter repartitie van Zeeland. In October d.a.v. heeft hij deelgenomen aan de mislukte poging van Willem III om Woerden te veroveren, waarna hij (naar het dagverhaal van Everard Booth) door de Franschen gevankelijk binnen Utrecht werd gebracht. Hij moet dan spoedig zijn uitgewisseld, want tijdens den tocht van den stadhouder naar Charleroi (in Nov. en Dec. 1672) is zijn regiment bij Gouda opgesteld geweest.
In Februari 1674 ontving hij commissie als superintendent (president) van den ‘Generalen Cryghsraedt’, hetgeen hem niet schijnt verhinderd te hebben, om 11 Augustus van dit jaar deel te nemen aan den slag bij Senef. Ten slotte werd hij