Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[p. 349]

N.

[Naaldwijk, Grietc of Margareta van]

NAALDWIJK (Grietc of Margareta van), jongere zuster van de volgende. ‘Men placht haar Jonkvrouw van Opstal te noemen’ - meldt een biographie - ‘naar het kasteel dat zij zou bezeten hebben, ware zij in de wereld gebleven.’ Doch zij ging reeds op veertienjarigen leeftijd ten klooster en kwam, tegelijk met twee nichten (Elizabeth van Heenvliet en Armgert van Lissen), begin Sept. 1413 te Diepenveen. Zij werd daar conversin en ingekleed 24 Juni 1414. Als ‘meestersche’ kreeg zij toen naast zich hare zuster Katharina, die haar inwijdde in de voorschriften der orde en haar oefende in de deugden welke in het convent werden aangekweekt. Beiden - de een later

[p. 350]

suppriorin geworden, de ander altijd conversin gebleven (een betrekking van ondergeschikten aard) - hebben haar weg bewandeld in gehoorzaamheid, ootmoedigheid en zelfverloochening; in het bewaren van de regelen en de overige inzettingen des kloosters naar heur vermogen. - Griete van Naaldwijk is 21 Oct. 1424 aan tering bezweken, toen zij nog maar ongeveer vijf en twintig jaar oud was. De opgave ‘Grete van Naeldwyck obiit a^o. 1426’ in het Necrologium (zie beneden) is blijkbaar onjuist.

Zie wat de bronnen betreft: W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), 141 de aant., 152 de aant., 342. Verg. Arch. aartsbisd. Utrecht (XXXIII,

[p. 351]

1907), 332 volg. (in J.C. van Slee, Het Necrologium en Cartularium van het convent der reguliere kanunnikessen te Diepenveen).

Brinkerink